In deze folder leest u over de behandeling van een vernauwing in de plasbuis. Deze folder is bedoeld als aanvulling op de informatie die u van uw uroloog krijgt.
De plasbuis De plasbuis (urethra) verbindt de blaas met de buitenkant van het lichaam (plasgaatje) en transporteert de urine naar buiten toe. Bij de man is de plasbuis ongeveer 20 cm lang en deze loopt van de blaas tot aan het uiterste puntje van de penis. Het begint als een opening in de blaas (blaashals) van waar hij door de prostaat heen gaat. Bij mannen komen de urine en sperma uit hetzelfde gaatje, het sperma gaat dus vanaf de prostaat door de plasbuis. Bij vrouwen is de plasbuis een stuk korter, ongeveer 3 cm lang en loopt de plasbuis vanuit de blaas naar de vulva (uitwendige geslachtsorganen bij de vrouw). De opening bevindt zich in de vulva tussen de clitoris en de vagina-opening.
Plasbuisvernauwing Oorzaken
Een plasbuisvernauwing ontstaat door beschadiging van het slijmvlies waarmee de plasbuis is bedekt. Door deze beschadiging kan littekenweefsel ontstaan, waardoor de plasbuis vernauwd. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld anatomische aanleg, een ontsteking van de plasbuis of na het inbrengen van een blaaskatheter. Ook kan de vernauwing een gevolg zijn van een plaatselijke beschadiging door ongeval, bijvoorbeeld een val op de fietsstang of na eerdere urologische ingrepen via de plasbuis.
KlachtenAls uw plasbuis vernauwd is, kunt u niet of moeilijk plassen. Er ontstaat meer druk in de blaas. Door die druk kunnen er uitstulpingen gevormd worden en wordt de blaas slapper. De functie van de blaas gaat hierdoor achteruit. Ook kunt u door de plasbuisvernauwing de blaas niet volledig leegplassen. Doordat er urine achterblijft in de blaas heeft u meer kans op een infectie, bijvoorbeeld blaasontsteking. Daarom is behandeling noodzakelijk.
De behandelingEr zijn verschillende behandelingen mogelijk bij een vernauwing van de plasbuis. De behandeling vindt altijd plaats op de operatiekamer. Welke behandeling u krijgt hangt af van de plaats, lengte en de oorzaak van de vernauwing. De uroloog bespreekt dit met u. Verderop in deze folder leest u meer over de behandelmogelijkheden.
Belangrijk: Als er bij u is gekozen voor een blaashalsincisie en er is sprake van een kinderwens, bespreek dit dan van tevoren met uw uroloog.
Voorbereiding voor opname U ontvangt een uitnodiging voor het preoperatieve spreekuur (POS). Hiervoor vult u een vragenlijst in. Dit kan via Mijn SKB (zie folder ‘Mijn SKB’). In de vragenlijst kunt u bijzonderheden over uw gezondheid en medicatie-gebruik aangeven. Het preoperatieve spreekuur bestaat verder uit een aantal gesprekken:
ApothekersassistenteAls u medicatie gebruikt, gaat u naar de apothekersassistente. Zij bekijkt samen met u de medicatie die u thuis gebruikt en zorgt ervoor dat deze in de computer wordt verwerkt. Zo weten zowel de specialisten als de verpleegkundigen wat u gebruikt aan medicatie. Juiste informatie is belangrijk, omdat bepaalde medicatie van invloed kan zijn op de medicatie die bijvoorbeeld voor de verdoving wordt gebruikt.
AnesthesieTijdens het anesthesiegesprek wordt de gang van zaken rondom de operatie en de vorm van verdoving met u besproken. U heeft dit gesprek met de anesthesioloog, Physician Assistant (PA) of anesthesiemedewerker. Eén van hen bekijkt uw medische geschiedenis en brengt uw gezondheidssituatie in kaart. Uw gezondheidstoestand wordt gecontroleerd en eventueel wordt gericht medisch onderzoek verricht. Het kan zijn dat aanvullend onderzoek nodig is om een beter inzicht te krijgen. Als u bloedverdunners gebruikt, krijgt u tijdens dit gesprek instructies over hoe u hiermee om moet gaan. Voor meer informatie kunt u de
folder: ‘Uw operatie en anesthesie’ doorlezen.
OpnameverpleegkundigeTot slot heeft u een opnamegesprek met de opnameverpleegkundige. Tijdens dit gesprek worden uw persoonlijke gegevens geïnventariseerd. De verpleegkundige brengt zo goed mogelijk uw voorgeschiedenis, thuissituatie, eventuele nazorgbehoeften en andere bijzonderheden in kaart. Deze informatie is ook voor de verpleegkundige op de afdeling zichtbaar op het moment dat u opgenomen wordt. Daarnaast geeft de verpleegkundige u, waar nodig, aanvullende informatie over de opname, operatie en nazorg.
Bevestiging afspraak operatie en opnameEen week voor uw opname wordt de afspraak voor de operatie telefonisch bevestigd. Dan hoort u ook op welke verpleegafdeling u wordt verwacht.
Ziekte of verhindering Als u door ziekte of een andere reden niet naar uw afspraak kunt komen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de polikliniek Urologie. Wij maken dan een nieuwe afspraak met u.
Voorbereiding thuis Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt moet u hiermee, in overleg met uw behandelend arts, voor de operatie stoppen. Wat u moet doen met overige medicijnen die u thuis gebruikt, gaat in overleg met de anesthesist.
In verband met de hygiëne vragen we u om voordat u naar het ziekenhuis komt thuis te douchen en eventuele make-up en sieraden te verwijderen.
MeenemenHet is belangrijk dat u meeneemt:
- een geldig identificatiebewijs (zoals een paspoort, identiteitskaart, rijbewijs of vreemdelingendocument)
- makkelijk zittende kleding
- uw medicatie die u thuis gebruikt
Laat geld en kostbare bezittingen (sieraden, enz.) thuis.
Voor verdere algemene informatie over uw opname verwijzen we u naar de
folder: 'Opname en verblijf'. OperatiedagOp de afgesproken dag en tijdstip meldt u zich op de met u afgesproken afdeling. Op de afdeling wordt u ontvangen door een verpleegkundige. De verpleegkundige begeleidt u zoveel mogelijk gedurende uw opnameperiode.
Voor de operatieVoor de operatie krijgt u een operatiejas aan. Sieraden (kettingen, horloge, ringen, etc.) moet u afdoen. Een bril en/of een gebitsprothese kunt u op- of inhouden in overleg met de verpleegkundige. U krijgt voor de operatie medicijnen tegen de pijn, zodat deze alvast kunnen inwerken. Daarnaast krijgt u zo nodig rustgevende medicatie waar u wat slaperig van wordt. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingskamer.
De operatieEr zijn verschillende manieren om een plasbuisvernauwing te opereren. De keuze hangt af van de locatie waar de vernauwing zich bevindt. De uroloog bespreekt met u van tevoren welke voor u het meest geschikt is.
Ingreep volgens Otis techniekEen operatieve ingreep volgens Otis wordt toegepast bij een vernauwing in het einde van de plasbuis, dicht bij het plasgaatje. Tijdens de ingreep wordt de vernauwing verholpen. Er is alleen een inwendige wond.
Ingreep volgens Sachse techniekEen operatieve ingreep volgens Sachse wordt toegepast bij een vernauwing in het midden van de plasbuis of hogerop in de plasbuis. Tijdens de ingreep brengt de uroloog een buisje naar binnen in de plasbuis. In dit buisje zit een camera en een mesje (of laser). Dan maakt de uroloog een snede bij de vernauwing. Er is alleen een inwendige wond. Eventuele bloedvaatjes kunnen dicht gebrand worden.
BlaashalsincisieEen blaashalsincisie wordt toegepast als de vernauwing in de overgang van de blaas naar de plasbuis zit. Tijdens de ingreep brengt de uroloog een buisje naar binnen in de plasbuis. In dit buisje zit een camera en een mesje (of laser). Dan maakt de uroloog een snede in de blaashals waardoor deze wijder wordt. Er is alleen een inwendige wond. Eventuele bloedvaatjes kunnen dicht gebrand worden.
Dilatatie Dilatatie is het endoscopisch oprekken van de plasbuis. Tijdens de ingreep brengt de uroloog een buisje naar binnen in de plasbuis. In dit buisje zit een camera. De arts kan via dit buisje instrumenten naar binnen brengen om de plasbuis op te rekken.
Na de operatieUitslaapkamerNa de operatie gaat u eerst naar de uitslaapkamer (recovery). U wordt naar de verpleegafdeling gebracht als u goed wakker bent, niet misselijk bent en niet te veel pijn heeft. Op de afdeling controleert de verpleegkundige regelmatig uw hartslag en uw bloeddruk.
InfuusU krijgt een infuus in uw arm waardoor u vocht en eventueel medicijnen toegediend krijgt. Na de operatie krijgt u eerst wat water te drinken. Daarna kunt u geleidelijk aan weer normaal eten.
Blaaskatheter Na de operatie krijgt u een blaaskatheter. De katheter blijft meestal nog een nacht in de blaas om te zorgen voor goede urine-afvoer. De urine kan in het begin nog wat rood van kleur zijn. Soms gebeurt het dat de katheter de blaaswand irriteert, waardoor u aandrang voelt om te plassen. Bij mannen kan een blaaskatheter pijn aan de top van de penis veroorzaken. Dit wordt blaaskramp genoemd. In overleg met de verpleegkundige kunt u hiervoor medicijnen krijgen.
De dag na de operatieOp de dag na de operatie komt de uroloog bij u langs en beslist of het infuus en de blaaskatheter verwijderd kunnen worden door de verpleegkundige. Na het verwijderen van de blaaskatheter is het advies om met regelmaat, ieder uur, minimaal één glas te drinken. Dit om vorming van stolsels te voorkomen. Nadat de blaaskatheter is verwijderd en het plassen goed op gang gekomen is, controleert de verpleegkundige een aantal keer met een echoapparaat of u uw blaas goed kunt leegplassen. Als het plassen goed gaat en de urine niet te bloederig is, kunt u aan het einde van de middag weer naar huis.
Risico’s en complicatiesBij iedere operatie kunnen complicaties optreden. Zoals een nabloeding en een wondinfectie. Ook komt het voor dat na behandeling de vernauwingen terugkeren. Door de operatie ontstaat littekenweefsel in de plasbuis. Dit littekenweefsel kan voor een nieuwe vernauwing zorgen. Als dit bij u het geval is, bespreekt uw uroloog met u hoe dit te behandelen is. Om een nieuwe vernauwing te voorkomen, is het soms nodig om de doorgang van de plasbuis open te houden. Dit kan door zelfkatheterisatie. Als deze behandeling voor u noodzakelijk is, maken we een afspraak bij de continentieverpleegkundige. Zij leert u dit en begeleidt u hierin.
Controle-afspraakDe controle-afspraak wordt voor u gemaakt op de afdeling. Wilt u bij deze afspraak met een redelijk volle blaas op de polikliniek Urologie komen? U gaat dan plassen op een registratietoilet. Daarna controleert de verpleegkundige met een echo of u de blaas goed heeft leeg geplast.
VragenBij vragen over uw behandeling kunt u contact opnemen met de polikliniek Urologie. Wij zijn bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 08.30 tot 16.30 uur op telefoonnummer: 0543 - 54 46 30
Geheimhouding en recht op privacyAlle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft u als patiënt recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is verkrijgbaar op de afdeling en bij de patiënten informatie in de centrale hal. Daarnaast is deze folder te vinden op:
www.skbwinterswijk.nl
BIJLAGE: Adviezen voor thuis
Het is belangrijk dat u de volgende adviezen opvolgt om de kans op complicaties te verminderen:
- U mag gedurende zes weken niet fietsen.
- U mag gedurende twee weken geen zware lichamelijke arbeid verrichten. Zoals, tuinieren, zwaar tillen enz.
- Het is belangrijk dat u gedurende de eerste twee weken veel drinkt: 1½ tot 2 liter verdeeld over de dag. Het gebruik van alcohol wordt de eerste twee weken na de operatie afgeraden, vanwege de bloedverdunnende werking ervan. Hierdoor bestaat er een verhoogde kans op een bloeding.
- Herstarten van eventuele bloedverdunners: in overleg met uw uroloog
- Het plassen kan een branderig gevoel geven. Ook kunt u meer aandrang hebben en vaker naar toilet moeten. De urine kan soms nog bloederig zijn, wat niet verontrustend is. Wanneer u duidelijk bloedstolsels plast, neem dan contact op met de polikliniek Urologie.
- Bij pijn mag u paracetamol innemen (of de door de uroloog voorgeschreven pijnstillers).
SeksualiteitBij mannen kan het zijn dat door de ingreep de zaadlozing niet meer door de plasbuis naar buiten komt. Deze gaat dan naar de blaas. Dit heeft geen invloed op het seksuele gevoel en is ook niet schadelijk.
Wanneer contact opnemenNeem contact op met de polikliniek Urologie als:
- de pijn toeneemt (ernstige brandende pijn bij het plassen)
- u niet meer kunt plassen
- er pus of bloedstolsels uit de plasbuis komen
- u meer dan 38.5 graden koorts hebt
- u vragen of andere problemen hebt
Wij zijn bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 08.30 tot 16.30 uur, via telefoonnummer 0543 - 54 46 30. Buiten de openingstijden kunt u contact opnemen met de afdeling Spoedeisende Hulp op, via telefoonnummer 0543 - 54 45 55.