Logo Streekziekenhuis Koningin Beatrix.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Chirurgie

Kraakbeenletsel van het kniegewricht

Kraakbeenletsel van het kniegewricht

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
Inhoudsopgave

Inleiding

Hoofdstuk 1 Het kniegewricht
1.1 Eigenschappen en functies van kraakbeen
1.2 Letsels
1.3 Klachten

Hoofdstuk 2 Diagnose en onderzoek

Hoofdstuk 3 Behandeling
3.1 Behandelmogelijkheden
3.2 Kijkoperatie
3.3 Nabehandeling
3.4 Prognose

Hoofdstuk 4 Overige
4.1 Veelgestelde vragen
4.2 Aanvullende informatie
4.3 Geheimhouding en recht op privacy

Inleiding
Bij u is de diagnose kraakbeenletsel van het kniegewricht gesteld. In deze folder krijgt u informatie en instructie over kraakbeen en kraakbeenletsel van het kniegewricht.

Hoofdstuk 1 Het kniegewricht
De knie bestaat uit drie botdelen: het bovenbeen, het onderbeen en de knieschijf. Om de knie ligt een gewrichtskapsel. Buiten dit gewrichtskapsel heeft de knie twee banden die voor zijdelingse stabiliteit van de knie zorgen. Midden in de knie liggen de voorste en de achterste kruisband. Zij voorkomen dat het onderbeen naar voren of naar achteren verschuift. Daarnaast voorkomen de kruisbanden bepaalde draaibewegingen tussen boven- en onderbeen.

In de knie bevinden zich tussen het boven- en onderbeen twee maanvormige schijfjes van zacht kraakbeen (de meniscus). Deze vangen schokken van de knie op en zorgen dat boven en onderbeen in iedere stand goed op elkaar passen en de knie goed scharniert. Elk botdeel is daarnaast nog bekleed met een laag kraakbeen.

1.1 Eigenschappen en functies van kraakbeen
Kraakbeen bestaat uit een laag van bindweefselvezels die de botuiteinden van het gewricht bedekken. De gewrichtsoppervlakken worden bedekt door een kraakbeenlaag met een dikte van ongeveer 4 mm. Deze kraakbeenlaag heeft een glad en veerkrachtig oppervlak.
Het kraakbeen bestaat voor 90 % uit water (gebonden aan eiwitten en suikers). Hierdoor krijgt het kraakbeen zijn veerkracht. Het kraakbeen vormt het glijvlak van het gewricht en kan grote druk weerstaan, maar heeft in tegenstelling tot bot weinig trekvastheid. Om goed te kunnen functioneren, moet kraakbeen aan hoge eisen voldoen en daarom glad, exact van model en veerkrachtig zijn. De vorm en eigenschappen van kraakbeen moeten binnen zeer nauwe grenzen blijven, anders ontstaat er beschadiging en later slijtage (artrose).

Het gewrichtskraakbeen heeft meerdere functies:
Beschadiging of slijtage van kraakbeen
Naarmate kraakbeen veroudert, verandert de samenstelling, waardoor de veerkracht van het kraakbeen vermindert en gemakkelijk kan beschadigen.(ook onder invloed van bepaalde ziektes zoals reuma). De meeste structuren in het lichaam kunnen zich goed herstellen, maar kraakbeen herstelt moeizaam. Het kraakbeen bezit geen bloedvoorziening en zenuwvoorziening. Het kraakbeen kan geen pijn registreren. De pijn die optreedt na kraakbeenschade komt niet direct van het kraakbeen maar van geïrriteerde structuren rondom zoals het slijmvlies, botvlies en kapsel. Als de kraakbeenlaag helemaal weg is, kan er pijn geregistreerd worden door het bot onder het kraakbeen.

De kraakbeenlaag van het gewricht is te vergelijken met de verflagen die op het hout van een huis zitten. De verf heeft vooral een beschermfunctie van het hout, dat onder de verflaag ligt. Beschadigingen aan de verflaag kunnen oplopen van een dof wordende kleur, beschadiging van de laklaag door scheurtjes, het loslaten van de laklaag (blaarvorming), het afvallen van de laklaag met behoud van de grondverf, tot op het kaal worden van het onbeschermde hout. Bij zeer ernstige beschadiging van het hout, is vervanging van de kapotte stukken de enige mogelijkheid, die overblijft. Er is spraakverwarring wat beschadigd en versleten kraakbeen is. Het is heel belangrijk om onderscheid te maken tussen kleine kraakbeen beschadigingen (ruwe plekken, putjes) die ook wel chondropathie worden genoemd en daadwerkelijke slijtage of artrose. Daarvan is pas sprake als het kraakbeen tenslotte verdwijnt en het onderliggende bot bloot komt te liggen in het gewricht.

Het is van belang om te weten dat:
1.2 Letsels
Beschadiging van kraakbeen kan op een aantal manieren ontstaan:
De verhoogde druk die ontstaat als de schokdempende meniscus grotendeels is verwijderd, veroorzaakt op termijn (5 tot 25 jaar) een kraakbeenbeschadiging en instabiliteit;
Een kraakbeenbeschadiging (chondropathie) wordt onderverdeeld in vier gradaties:
Naast de gradatie van de kraakbeenbeschadiging is ook van belang te weten waar deze precies gelokaliseerd is. Dit in verband met de (on)mogelijke belasting tijdens het genezingsproces, werk en sport. Bij een gestrekte knie ligt het contactvlak van de kraakbeenlagen voorin het gewricht en bij een gebogen knie ligt dit achterin het gewricht. Naast de beschadiging van het kraakbeen van de gewrichtsvlakken van het onderbeen en bovenbeen, is ook een beschadiging mogelijk van het kraakbeen aan de achterzijde van de knieschijf. Dit wordt retropatellaire chondropathie (RPCP) genoemd.

1.3 Klachten
Er zijn diverse soorten klachten mogelijk:
Voor het herstel van de beschadiging maakt het een aanzienlijk verschil of het kraakbeen alleen oppervlakkig beschadigd is of dat er contact bestaat met het onderliggende bot. Bij RPCP zijn er vaak aanvullende klachtenHoofdstuk 2 Diagnose en onderzoek
De huisarts, fysiotherapeut of specialist stelt de diagnose aan de hand van het trauma mechanisme, de aard van de klachten, het lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s, eventueel een MRI-scan of door middel van een kijkoperatie (arthroscopie).

De huisarts beoordeelt knieproblemen volgens de NHG-richtlijnen (Nederlands Huisartsen Genootschap). Hij/zij vormt een conclusie, de diagnose en doet een aanbeveling over de verdere aanpak.

De fysiotherapeut onderzoekt, adviseert en behandelt niet traumatische en traumatische knieproblemen, zowel op medische verwijzing, als op direct verzoek van de patiënt.

De specialist onderzoekt, adviseert en behandelt niet traumatische en traumatische knieproblemen op medische verwijzing of via de spoedeisende hulp.

Belangrijke gereedschappen daarbij zijn:
Hoofdstuk 3 Behandeling
Onderstaande adviezen zijn een belangrijke factor tijdens de behandeling van kraakbeenletsels.
Bij RPCP zijn aanvullende adviezen:
3.1 Behandelmogelijkheden
Fysiotherapeut

De fysiotherapeutische behandeling bestaat uit het trainen van:
Fysiotherapeutische behandeling RPCP
Een sportfysiotherapeut heeft de kennis om u na het herstel van de knieblessure terug te brengen in uw sportspecifieke functie. Na de operatie wordt u behandeld door de fysiotherapeut. Deze behandeling, welke bestaat uit instructies en/of oefentherapie en het (zo nodig) op maat afstellen van hulpmiddelen, is door de chirurg afgesproken met de fysiotherapeut van het SKB. Behandeling is noodzakelijk om goed en verantwoord te kunnen oefenen en bevordert een voorspoedige revalidatie.

Chirurg
De behandeling van de medisch specialist bestaat uit:
3.2 Kijkoperatie (arthroscopie)
Bij kijkoperaties zijn de volgende behandelingsmogelijkheden:

Nettoyage (schoonmaken)
Het doel hiervan is het verminderen van pijn en het verbeteren van de functie. Bij deze ingreep wordt het gewricht schoon gespoeld en kraakbeenflapjes, teveel aan synoviaal weefsel en degeneratieve meniscusscheuren verwijderd.

Microfracture (opboren)
Het doorboren van het beschadigde kraakbeen tot in het onderliggende bot, leidt tot de vorming van reparatie weefsel in het kraakbeendefect.

Kraakbeen transplantaties
Deze techniek tracht de anatomie van het gewricht te herstellen door het plaatsen van eigen kraakbeen/ bot pijpjes in het defect. De implantaten, kraakbeen-botcylinders, komen uit het niet belaste vlak van dezelfde knie. Hierdoor ontstaat ‘levend’ kraakbeen, met de eigenschappen van het oorspronkelijke gewrichtskraakbeen. Dit vindt plaats in de vorm van een mozaïek en wordt daarom mozaïek plastiek genoemd.

Kraakbeencel transplantaties
De techniek gaat uit van het opkweken van lichaamseigen kraakbeencellen. De cellen worden bij een 2e ingreep teruggeplaatst in de knie. De indicaties zijn beperkt. De ingreep is duur en wordt vooralsnog niet vergoed door de zorgverzekeraar.

Hyaluronzuur

Bij deze techniek wordt in het kniegewricht een coatinglaag, een soort beschermlaag voor het kraakbeen, ingespoten. Het werkt in sommige gevallen herstellend op de samenstelling van de gewrichtsvloeistof. Het kan bij herhaalde injecties een verlichting van de pijnklachten geven. De feitelijke werking is (nog) niet wetenschappelijk aangetoond.

Indien u een kijkoperatie zult ondergaan krijgt u de folder: ‘Arthroscopie van de knie’ mee. Wij adviseren u deze folder goed door te lezen en op de operatiedag mee te nemen naar het ziekenhuis.

3.3 Nabehandeling
Na de operatie volgt in de regel de verwijzing naar de fysiotherapeut. Deze werkt volgens het principe dat kraakbeen trainbaar is, door met veel herhalingen actief te bewegen en aan het kraakbeen een drukprikkel toe te dienen. Dit het liefst over een zo groot mogelijk pijnvrij bewegingstraject. In verband met de belasting van het kraakbeen is het tijdens het genezingsproces van belang te weten waar de kraakbeenbeschadiging zit.De nabehandeling van het kraakbeenletsel is verdeeld in 3 fasen:
  1. De onbelaste fase
  2. De beperkt belaste fase
  3. De belaste fase
Deze perioden zijn zo gekozen dat het herstel van het kraakbeenletsel zo optimaal mogelijk is. Het is van belang dat u zich in deze perioden aan de regels houdt. U bent immers zelf mede verantwoordelijk voor het effect van uw behandeling.

1. De onbelaste fase
Duur: 6 weken
6 weken niet belasten.
2. De beperkt belaste fase
Duur: 6 weken
6 weken beperkt belasten.
3. De belaste fase
Duur: 6 weken en langer.
Lopen volledig belast zonder hulpmiddelen;
In de herstelperiode (6 tot 12 maanden) dient u de specifieke kraakbeenbelasting van uw knieën te beperken bij
Nabehandeling bij
Operatie mozaïekplastiek
Operatie microfracture
  • 6 weken beperkt belaste fase;
  • 6 weken belaste fase.
Alle andere kraakbeenletsel behandelingen
  • 6 weken belaste fase.


3.4 Prognose

Goed kraakbeenherstel vergt minimaal een periode van 6 tot 12 maanden. Het kraakbeen zal door de training wel herstellen, maar zal nooit zijn oorspronkelijke kwaliteit krijgen. Het uiteindelijke resultaat is afhankelijk van:

Hoofdstuk 4 Overig


4.1 Veelgestelde vragen

Wat betekent het als de knie kraakt?
Krakende geluiden (crepitaties) komen ook bij gezonde knieën voor, dus is geen specifieke klacht die past bij een specifiek letsel.

Genezen kraakbeenletsels ook spontaan zonder operatieve behandeling?
Oppervlakkige kraakbeenbeschadigingen kunnen spontaan herstellen vooral bij jongere patiënten. Een aantal factoren zijn daarbij belangrijk zoals het lichaamsgewicht, mate van belasting in werk en/of sport en stabiliteit van de knie.

Hoe is de werking van alternatieve middelen als glucosamine/ hyaluronzuur?
Van deze alternatieve behandelingen zijn tot op heden geen wetenschappelijke publicaties bekend die de werking onomstotelijk aantonen. Voor meer informatie kunt u de folder lezen: ‘Hyaluronzuurinjectie in de knie’.

Beïnvloedt het niet corrigeren van een overmatig O- of X-been de kans op genezing van het behandelde kraakbeen?
Indien het beschadigde kraakbeen zich bevindt in het gedeelte van de knie waar veel druk wordt doorgegeven (bij voorbeeld aan de binnenzijde van de knie bij een O-been), kan het behandelde kraakbeen zich meestal onvoldoende of niet herstellen. Het is dan zinvol om de stand van het been te corrigeren (brace of osteotomie, zie ook onder de rubriek “artrose”).

Welke behandelingsopties zijn er als het kraakbeen uiteindelijk niet geneest?
In dat geval moet overwogen worden het betreffende gedeelte van de knie te vervangen met een prothese. De leeftijd van de patiënt en de ernst van de klachten (nachtpijn!) Spelen daarbij een belangrijke rol.

Komen kraakbeenbeschadigingen meer voor bij knieën met een kruisbandletsel?
Ja, bij het acute voorste kruisbandletsel wordt in 23% van de gevallen beschadiging van kraakbeen gezien en bij de chronische voorste kruisbandletsels is dit percentage zelfs 54%. Dit hoge percentage is vaak ook de reden om bij jonge en actieve patiënten de knie te stabiliseren. Hierbij moet wel worden gesteld dat artrose niet wordt voorkomen, maar het proces dat uiteindelijk leidt tot artrose mogelijk wel wordt vertraagd. Een intacte meniscus speelt daarbij ook een belangrijke rol.

4.2 Aanvullende informatie
Interessante websites:
Vragen
Bij vragen over uw behandeling kunt u zich contact opnemen met de polikliniek Chirurgie. Wij zijn van maandag tot en met vrijdag van 08.30 tot 16.30 uur bereikbaar op telefoonnummer 0543 - 54 42 50. Wanneer zich thuis, binnen 24 uur na ontslag, problemen voordoen, kunt u contact opnemen met de afdeling Spoedeisende Hulp, telefoon: 0543 - 54 45 55. In andere gevallen kunt u contact opnemen met de polikliniek Chirurgie of met uw huisarts.

4.3 Geheimhouding en recht op privacy
Alle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft u als patiënt recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is verkrijgbaar op de afdeling en bij de patiënteninformatie in de centrale hal. Daarnaast is deze folder te vinden op: www.skbwinterswijk.nl.


Foldernummer: chi374 versie nov 21


PIMS™ folderportaal door 4CLOUD®
  |