Logo Streekziekenhuis Koningin Beatrix.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Neurologie

Na een beroerte

Na een beroerte

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
U, of uw naaste, heeft een hersenbloeding of herseninfarct doorgemaakt. De medische term hiervoor is CVA (Cerebro Vasculair Accident). Letterlijk vertaalt betekent dit een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Een andere medische term die ook wordt gebruikt is “stroke”. In het dagelijks taalgebruik wordt het een beroerte genoemd. Daarom spreken we in deze informatiemap zoveel mogelijk van een beroerte.

Een beroerte is vaak een heel ingrijpende gebeurtenis. Daarom willen wij u en uw familie zo goed mogelijk informeren. Deze informatiemap is een schriftelijke aanvulling op de informatie die u krijgt op afdeling Neurologie.

Deze informatiefolder is u door de verpleegkundige van de verpleegafdeling neurologie aangereikt. De verpleegkundige of verpleegkundig specialist kunnen eventuele vragen die u heeft na het lezen van deze folder ook persoonlijk met u doornemen en beantwoorden.
Als de folder nog niet met u besproken is, mag u hier rustig om vragen.
Tijdens de opname zal er ook een gesprek met de verpleegkundig specialist neurologie plaatsvinden. Zij geeft u uitleg over het ziektebeeld, neemt de uitslagen van de uitgevoerde onderzoeken met u door, informeert over medicatiegebruik, verdere gevolgen voor de toekomst en het autorijden.

In deze folder wordt verschil gemaakt tussen een herseninfarct en een hersenbloeding (zie deel 1). Veel informatie is echter voor beide ziektebeelden hetzelfde. U kunt bij de verpleegkundige navragen welke informatie voor u van toepassing is. Deze brochure is bestemd voor mensen die worden opgenomen in het SKB na een beroerte. In sommige gevallen staat er alleen hij of alleen zij. In beide gevallen wordt zowel hij als zij bedoeld.


Deel 1 Informatie over een beroerte

Wat is een beroerte
De medische term voor een beroerte is CVA. Dit is de afkorting van Cerebro Vasculair Accident. Daarmee wordt een ongeluk (accident) in de bloedvaten (vasculair) van de hersenen (cerebro) bedoeld. Ook wordt de medische term “stroke” nogal eens gebruikt voor deze aandoening. Bij een beroerte krijgt een deel van de hersenen opeens te weinig zuurstof.
Er zijn twee vormen:
Meestal gaat het bij een beroerte om een herseninfarct; dit is bij 80% van de patiënten het geval. Bij een infarct is er een bloedvat afgesloten door bijvoorbeeld een bloedpropje (stolsel). Ook kan het zijn dat een bloedvaatje in de hersenen is dichtgeslibd, bijvoorbeeld door slagaderverkalking. Afhankelijk van de plek waar de hersenen te weinig zuurstof krijgen kunnen er lichamelijke uitvalsverschijnselen, zoals een verlamming van arm, been of een gestoorde spraak ontstaan.
Herseninfarct

Bij een hersenbloeding scheurt een bloedvat in de hersenen of knapt open. Er hoopt zich bloed op in de hersenen waardoor hersenweefsel kan beschadigen. Dit noemt men een intra cerebrale bloeding. De oorzaak is vaak een aneurysma (een plaatselijke verwijding of uitstulping van de slagader) of een (aangeboren) afwijking in de bloedvaten. Een te hoge bloeddruk kan ook de oorzaak zijn dat een zwakke plek in de bloedvaten kapot gaat. Een hersenbloeding komt minder vaak voor dan een herseninfarct (bij ongeveer 20% van de patiënten). Heel soms is er sprake van een hersenbloeding waarbij het bloed tussen de hersenvliezen loopt. Deze vliezen zitten om de hersenen, onder de schedel. Men noemt dit noemt een subarachnoïdale bloeding en wordt vrijwel altijd veroorzaakt door een aneurysma of een ongeval.

Hersenbloeding

Een hersenbloeding kan beginnen met plotselinge hoofdpijn, die gevolgd wordt door een gestaag toenemend verlies van hersenfuncties, bijvoorbeeld spierzwakte, verlamming, verlies van spraak- of gezichtsvermogen en verwardheid. Misselijkheid, braken, een diep blazende ademhaling, epileptische aanvallen en bewustzijnsverlies komen ook voor en kunnen binnen enkele minuten optreden.

Anatomie van de hersenen

Anatomie van de hersenen
a: grote hersenen b: kleine hersenen c: hersenstam

Grote hersenen
De grote hersenen zijn in twee gelijke helften (hemisferen) verdeeld.
De linkerhersenhelft stuurt de rechter lichaamshelft aan en de rechterhersenhelft de linker lichaamshelft.

Veel functies worden door de grote hersenen aangestuurd, zoals het zien, spreken, lezen, schrijven en alle grove lichaamsbewegingen.

Kleine hersenen
De kleine hersenen liggen achter/onder de grote hersenen. De kleine hersenen zijn met de hersenstam verbonden. De kleine hersenen zijn o.a. verantwoordelijk voor de coördinatie van bewegingen en houding. Daarnaast zijn ze betrokken bij het bewaren van het evenwicht.

Hersenstam

De hersenstam kan beschouwd worden als de verbinding tussen de grote hersenen, de kleine hersenen en het ruggenmerg. In de hersenstam bevinden zich functies die bestuurd worden buiten het bewustzijn om.
Voorbeelden hiervan zijn de bloeddruk, de hartfrequentie, de ademhaling, de lichaamstemperatuur en ze hebben een belangrijke hormonale functie.

Wat zijn mogelijke gevolgen?
De gevolgen van een beroerte verschillen van persoon tot persoon.

De gevolgen zijn afhankelijk van:


Plaats van de beroerte


Gevolgen na een beroerte kunnen bijvoorbeeld zijn: Vaak herstelt een deel van het aangetaste hersengebied zich na enige tijd weer. Dan zijn de klachten of verschijnselen van tijdelijke aard. Er kunnen ook onzichtbare gevolgen optreden na een beroerte. Er is dan geen duidelijke uitval zichtbaar, maar de patiënt kan wel problemen ervaren wat betreft geheugen, concentratie en het vasthouden van de aandacht. Dit kan invloed hebben op het functioneren in het dagelijks leven. Vooral familie en naasten merken dat goed. In het begin is het niet goed te voorspellen of en welke verbeteringen er op zullen treden. Dat blijkt pas na verloop van tijd. Soms betekent dit voor u en uw familie dat er blijvende veranderingen zijn in het functioneren en gedrag.

De kans op herstel is groter als we zo vroeg mogelijk starten met behandelen. Daarom krijgt u meteen allerlei behandelaars aan uw bed.


Deel 2 Opname in het ziekenhuis

Als u in het ziekenhuis komt zult u meestal eerst op de Spoedeisende hulp (SEH) terecht komen. Hier zal de neuroloog en/of arts-assistent u onderzoeken. Er wordt in principe een CT-scan gemaakt om te zien of u een herseninfarct heeft gehad of een hersenbloeding. Aan de hand van de uitslag wordt bepaald welke behandeling voor u het meest geschikt is.

Afdeling Neurologie
Vanaf de spoedeisende hulp wordt u meestal op de stroke-unit van de afdeling neurologie opgenomen. De stroke-unit is een speciaal ingerichte kamer op de verpleegafdeling waar u aan een monitor aangesloten bent, waarmee de bloeddruk, hartritme en ademhaling nauwgezet worden bewaakt. Als uw situatie medisch stabiel is, wordt u na 24 of 48 uur van de monitor afgekoppeld. Soms krijgt u extra bloedverdunners toegediend op de SEH (trombolyse) waarna er vaak kortdurend extra controle noodzakelijk is op de intensive care afdeling. Het is mogelijk, dat u gedurende de opname naar een andere kamer wordt verhuisd. Wij verzoeken bezoek niet langer dan één uur te blijven en niet meer dan twee bezoekers per patiënt. U wordt behandeld door een groep van verschillende behandelaars en verzorgers. Dit wordt een multidisciplinair behandelteam genoemd.

Contactpersoon
Het behandelteam wil graag horen wie van uw naasten de eerste contactpersoon is. Samen met u, en eventueel met uw contactpersoon, wordt de behandeling en verzorging besproken.

Onderzoeken
Tijdens de opname wordt er onderzoek gedaan naar de oorzaak van de beroerte. Hiervoor worden verschillende onderzoeken ingepland. De meest voorkomende onderzoeken zijn: Bloedonderzoek
Op de SEH wordt bloed afgenomen voor onderzoek. Soms vindt er op de stroke-unit nog extra bloedonderzoek plaats. Dit onder andere voor het bepalen van het cholesterolgehalte. Ook worden uw bloedsuikers gecontroleerd door middel van een vingerprik.

Elektrocardiogram (ECG) en echo van het hart
De oorzaak van een beroerte is soms een hartaandoening. Daarom wordt een ECG (hartfilmpje) gemaakt. Dit gebeurt vaak al bij opname op de SEH. Het hartritme wordt op de afdeling extra bewaakt en er wordt een echo van het hart gemaakt om de hartfunctie extra goed te beoordelen.

CT en MRI van de hersenen
Op de SEH is een CT-scan gemaakt van de hersenen. Vaak worden de bloedvaten ook extra beoordeeld door het inspuiten van een contrastmiddel. Soms is een aanvullende MRI-scan nodig om te kijken in welk gedeelte van de hersenen de beroerte precies heeft plaatsgevonden. Bij een hersenbloeding kan met een aanvullende scan gekeken worden naar eventuele afwijkingen van de bloedvaten. Dit gebeurt veelal op een later moment.

Duplex van de halsvaten
Het duplex-onderzoek is een echo-onderzoek waarbij je aan de hand van geluidsgolven kunt zien of de bloeddoorstroming in de halsslagaders normaal is of dat er vernauwingen zijn.

Over de meeste onderzoeken is er een folder beschikbaar. Vraag hier gerust om bij de verpleegkundige. De uitslag krijgt u later te horen van de neuroloog of verpleegkundig specialist.


Welke behandeling?

Bij een herseninfarct
is de behandeling enerzijds gericht op het voorkomen van een nieuwe beroerte of extra schade aan de hersenen door het geven van medicijnen. Anderzijds is behandeling gericht op revalideren en het beperken van de gevolgen van de beroerte.

Medicatie
Na het doormaken van een herseninfarct zal er gestart worden met het toedienen van bloed verdunnende medicijnen. Wanneer u thuis al bloedverdunners gebruikt dan kan het zijn dat hier een aanpassing in gedaan wordt. Dit wordt met u besproken.

Trombolyse
Bij patiënten die een herseninfarct hebben gehad kan trombolyse worden toegepast. Dit is een behandeling waarbij er via een infuus een sterke bloedverdunner wordt gegeven om de verstopping in een bloedvat op te heffen. Daardoor worden de beperkingen en gevolgen van de beroerte zo veel mogelijk beperkt.
Trombolyse moet binnen 4,5 uur na de eerste verschijnselen worden gestart. Niet iedereen komt in aanmerking voor deze behandeling. De neuroloog bepaalt of trombolyse voor u zinvol is.

Intra arteriële trombectomie
Op de spoedeisende hulp wordt een CT-scan van uw hoofd gemaakt, waarbij er contrast- middel ingespoten kan worden. Hierdoor kan men zien of en op welke plek in de hersenen een eventuele verstopping zit. Wanneer dit het geval is en u binnen 24 uur na het ontstaan van de klachten in het ziekenhuis bent, dan kan er overwogen worden om het stolsel te verwijderen. Bij deze behandeling verwijdert de arts via een katheter het stolsel uit het bloedvat in de hersenen. Deze behandeling voeren we niet in het SKB uit, maar hiervoor wordt u per ambulance overgeplaatst naar het MST in Enschede. In principe wordt nu de dag na de ingreep weer over geplaatst naar het SKB.

Voor zowel de trombolyse als de intra-arteriële trombectomie gelden allerlei voorwaarden, waardoor niet alle patiënten hier automatisch voor in aanmerking komen.
De neuroloog zal u hierover informeren.

Bij een hersenbloeding bepaalt de grootte van de bloeding hoeveel uitval of beperkingen er zijn. Rust is de eerste paar dagen na de bloeding erg belangrijk voor de patiënt. We proberen allerlei extra “prikkels” als bijvoorbeeld teveel licht, geluid en drukte te voorkomen. Dit kan betekenen dat u de eerste dagen op een éénpersoonskamer komt te liggen. Deze eerste dagen hebt u mogelijk bedrust. Dit is van belang om uitbreiding van een bloeding zoveel mogelijk te voorkomen en resorptie (het verminderen van de hoeveelheid bloed) in de hersenen zo goed mogelijk te voorkomen. Druk verhogende momenten als bijvoorbeeld tillen en persen bij ontlasting dienen ook zoveel mogelijk voorkomen te worden. Afhankelijk van de grootte van de bloeding en het herstel mag er langzaam gestart worden met het mobiliseren (vaak onder leiding van een fysiotherapeut).

Medicatie
Wanneer u bloedverdunners gebruikt, worden deze bij opname direct gestaakt.
De neuroloog bepaalt wanneer er eventueel weer gestart wordt met bloedverdunners. Er wordt medicatie tegen hoofdpijn en misselijkheid voorgeschreven. Uw ontlastingspatroon wordt in de gaten gehouden en zo nodig krijgt u ook hiervoor medicatie, zodat u niet te veel hoeft te persen.

Behandelaars en zorgverleners
De behandeling die nodig is na een beroerte verschilt per patiënt. Afhankelijk van de klachten die u hebt, wordt u behandeld door een fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist of een diëtist. Dit multidisciplinaire team werkt nauw samen met de verpleegkundig specialist en neuroloog. Dit team bepaalt gezamenlijk met u welke behandeling het beste voor u is.

Neuroloog
In het ziekenhuis is de neuroloog uw behandelend arts. Hij informeert u samen met de verpleegkundig specialist over het beloop van de ziekte, de behandeling, de medicatie en de bijwerkingen, bespreekt de uitslagen van onderzoeken en geeft voorlichting.

Revalidatiearts
De revalidatiearts behandelt de lichamelijke beperkingen van een beroerte voor het dagelijks functioneren, maar ook de onzichtbare gevolgen waar u mogelijk hinder van ondervindt. Hij adviseert hoe uw behandeling naar een zo goed mogelijk herstel het best uitgevoerd kan worden. Ook geeft hij adviezen waar u het beste kunt revalideren, als u niet meteen na de opname terug kunt keren naar huis, zoals een verpleeghuis, revalidatiecentrum of verzorgingshuis.

Verpleegkundigen
De verpleegkundige helpt u bij de dagelijkse verzorging en het medicijngebruik. Zij start vaak als eerste met de revalidatie. Ze oefent met u en stimuleert u om zoveel mogelijk handelingen zelf uit te voeren. Verder bereidt zij u voor op onderzoeken, observeert het verloop van uw ziekte en uw herstel en begeleidt u in dat proces. Zij coördineert de zorg en de begeleiding die u krijgt en is het eerste aanspreekpunt voor u en de familie.

Verpleegkundig specialist
De verpleegkundig specialist ziet u meestal tijdens de opname. Ze zal u en uw naasten in begrijpelijke taal te woord staan om de opname rustig door te spreken. Zij zal uitleg geven over de beroerte, welke consequenties dit voor u heeft, welke onderzoeken er gedaan zijn en wat de uitslagen hiervan zijn. Daarnaast wordt de gekozen behandeling met u doorgesproken en gekeken naar het beste revalidatietraject na ontslag uit het ziekenhuis. Zij is ook uw contactpersoon na de ziekenhuisopname en u komt bij haar voor controle terug op de polikliniek.

Fysiotherapeut
Na een beroerte kunt u problemen hebben met het bewegen. Het kan zijn dat u één zijde van uw lichaam niet of niet goed kunt bewegen of dat u problemen ervaart wat uw evenwicht en coördinatie betreft. De fysiotherapeut komt bij u om te kijken welke problemen u ervaart en welke activiteiten u moeilijk uit kunt voeren. Samen oefent u de activiteiten die moeilijk voor u zijn, zoals het (trap-)lopen, draaien in bed of verplaatsen van bed naar een stoel of toilet. Verder geeft de fysiotherapeut allerlei adviezen over hulpmiddelen en over uw houding in bed of in de (rol)stoel.

Ergotherapeut
Na een beroerte kunt u tijdens uw dagelijkse bezigheden en activiteiten in uw dagelijks leven ook praktische problemen ervaren wat de uitvoering betreft. Bijvoorbeeld moeite met wassen en of aankleden, het uitvoeren van huishoudelijke klussen als koffiezetten, koken of schoonmaken. Dit kan komen doordat u één lichaamszijde niet of niet goed kunt bewegen of bijvoorbeeld dat het lastig is om deze activiteiten te plannen. Bij de ergotherapie oefent u hoe u uzelf weer kan verzorgen, het huishouden kunt doen, weer kunt genieten van hobby’s, studie of uw werk weer kunt doen. De ergotherapeut kan u ook adviseren over tijdelijke hulpmiddelen en voorzieningen.


Daarnaast kijkt de ergotherapeut tijdens een opname gericht naar de handfunctie, om te zien of dit moeilijkheden geeft en dit verdere oefeningen behoeft.

Logopedist
Na een beroerte kunt u een taal-, spraak- of slikstoornis hebben.
Als van één of meer van bovengenoemde beperkingen hinder ondervindt, dan komt de logopedist bij u langs. De logopedist gaat gericht met u oefenen. Ook geeft zij adviezen over het spreken en slikken aan u en uw familie of naasten.
Zie voor verdere uitleg deel 3.

Diëtist
De diëtist zorgt ervoor dat u de juiste voeding krijgt.

Deel 3 Tips en adviezen voor naasten

Een beroerte komt meestal onverwacht. Soms treden er als gevolg van de beroerte ook beperkingen en veranderingen op wat betreft het spreken, begrijpen en/of gedrag. Dat betekent grote en meestal blijvende veranderingen in het leven van u en uw naasten. Hieronder vindt u een aantal adviezen die u wellicht helpen om met de gevolgen van een beroerte om te gaan. Niet alle adviezen zijn op u van toepassing, de situatie is namelijk voor iedere patiënt anders.

Algemene adviezen
  • Zorg voor voldoende rust en ontspanning voor uzelf.
  • Bespreek uw ervaren problemen met deskundigen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de verpleegkundig specialist neurologie, een (huis)arts of een maatschappelijk werker.
Bezoek
De patiënt is snel vermoeid en heeft, afhankelijk van de gevolgen van de beroerte, veel informatie te verwerken. Daarom ervaart hij bezoek al snel als te druk. Dit kan zich uiten middels gefrustreerd reageren, soms lijkt de inhoud van een gesprek bijvoorbeeld ook volledig “langs een patiënt heen te gaan”
  • Het is zeer vermoeiend voor de patiënt met meerdere personen tegelijkertijd te praten. Probeer het bezoekersaantal voor een patiënt te beperken tot 1 persoon en maximaal 1 uur per bezoekmoment. Het is vaak eenvoudiger voor de patiënt om naar één persoon te luisteren.
Communiceren met de patiënt:
  • Soms begrijpt een patiënt niet altijd meer wat er om hem heen gebeurd. Blijf altijd uitleggen en vertel steeds wat u gaat doen.
  • Laat hem meedenken en beslissingen nemen over de thuissituatie (als dat kan).
  • Zoek naar andere manieren van communiceren als u merkt dat een patiënt moeite heeft met praten.
O Tijdsbesef
Door de hersenbeschadiging weet de patiënt soms niet meer automatisch hoe lang iets duurt, hoe lang hij ergens is en welke dag of hoe laat het is.
  • Help de patiënt bewust te maken van de tijd, hoe laat het is.
  • Een kalender en duidelijk zichtbare klok of wekker zijn daarbij goede hulpmiddelen.
O Geheugen
Een patiënt weet zich vaak dingen van vroeger vrij goed te herinneren, maar kan nieuwe informatie niet altijd, of alleen gebrekkig, onthouden. Er zijn echter ook patiënten die zich bepaalde dingen van vroeger juist niet herinneren.
  • Geef de patiënt informatie, ook al is dit een herhaling, in plaats van te controleren wat hij nog weet.
  • Het onthouden van namen en woorden is voor sommige patiënten moeilijk. Probeer frustratie te voorkomen.

O Spraakstoornissen (dysartrie)
Bij een dysartrie werken de spieren die nodig zijn voor de ademhaling, de stem, de uitspraak en slikken onvoldoende. Mensen met een dysartrie zijn moeilijker te verstaan. Dit kan komen door een onduidelijke spraak, een te zachte en/of hese stem, eentonig of nasaal (door de neus) spreken.

O Taalstoornissen (afasie)
Mensen met een afasie hebben problemen met het begrijpen van gesproken taal, het spreken, het lezen en het schrijven. Iemand met een afasie begrijpt soms niet wat er tegen hem gezegd wordt. Ook kan het zijn dat iemand alleen de trefwoorden opvangt en zelf het verband ertussen bedenkt. Vooral bij ingewikkelde zinnen kan dit misverstanden op leveren. Soms zegt een patiënt met een afasie een ander woord dan hij bedoelt. Daarnaast kan hij moeite hebben met het vinden van de juiste woorden en/of het vormen van zinnen.

O Scheve mond (facialparese)
Vaak is er sprake van een verlamming aan één kant van het gezicht, waardoor ook kauwen en slikken moeilijker gaat. Hierdoor kan speekselverlies optreden en geeft het veilig eten en drinken problemen of bijt men zich vaker op de tong of wang

Praten met een afasiepatiënt
Tips voor de communicatie met een patiënt met een afasie:
  • Geef de patiënt de tijd om op woorden te komen, toon geduld, vul niet voor de patiënt in wat hij wil gaan zeggen. Val hem niet in de rede als hij iets probeert te zeggen.
  • Maak korte zinnen. Spreek rustig en geef niet te veel informatie tegelijk. Wacht de reactie rustig af. Geef de patiënt dus de tijd. Wordt er niet begrepen wat u zegt, probeer het dan met andere woorden te zeggen.
  • Geef aan of u de patiënt begrijpt. Vaak maakt een moeilijk sprekende patiënt via zijn gezichtsuitdrukking duidelijk of hij u begrepen heeft. Gebruik geen stemverheffing. Hij kan niet altijd meteen begrijpen wat u zegt. Maar met het gehoor hoeft niets aan de hand te zijn.
  • Maak gebruik van mogelijke hulpmiddelen, zoals gebaren en tekeningen. Visuele steun kan helpen. Begeleid dus uw woorden met voorwerpen, gebaren, tekeningen of geschreven tekst. Spreek bij voorkeur over onderwerpen waarvan u weet dat er interesse voor is.
  • Als de patiënt moeite heeft met spreken, stel dan uw vragen zodanig dat met ja of nee kan worden geantwoord en hij geen keuze hoeft te maken uit meerdere dingen. Als een patiënt in staat is op te schrijven wat hij niet kan zeggen, geef dan pen en papier.
  • Schrijf uw vragen aan de logopedist op en bespreek deze met haar. Ook zijn er hulpmiddelen beschikbaar voor patiënten. De Afasievereniging Nederland heeft alle mogelijke materialen voor u klaarliggen.
O Veranderingen in karakter en persoonlijkheid
Zoals eerder genoemd is een deel van de gevolgen van een beroerte niet zichtbaar voor anderen, terwijl naasten wel merken dat er veranderingen zijn ten opzichte van de periode voor een beroerte. Het gaat dan vooral om psychologische veranderingen: verminderd geheugen, aandacht- en concentratieproblemen, persoonlijkheids- of karakterveranderingen. Soms is ook de stemming veranderd en voelt een patiënt zich somber, soms is er ook sprake van overschatting en onveilig gedrag of handelen daardoor. Sommige patiënten ontkennen dat er iets aan de hand is. Anderen zijn passief en initiatief loos, of zijn niet meer in staat om structuur aan te brengen in hun leven.



Ook kunnen patiënten hinder ervaren van ongeremd lachen en huilen, ‘dwanghuilen’ of ‘dwanglachen’. Probeer dit te accepteren en voor wat afleiding te zorgen. De veranderingen in karakter en persoonlijkheid geven de partner en familie vaak het gevoel met een ‘vreemde’ te maken te hebben. Als u dit zo ervaart, bespreek dat met de neuroloog of verpleegkundig specialist. Aarzel niet om ondersteuning te vragen hoe u daar zo goed mogelijk mee kunt omgaan.

O Overschatten van de eigen mogelijkheden
Sommige patiënten zijn zich, als gevolg van de beroerte niet bewust van hun beperkingen of zien er de ernst niet van in. Ze proberen handelingen uit te voeren die ze eigenlijk niet kunnen. Dit kan onveilige situaties opleveren.
  • Vraag aan de zorgverleners wat de mogelijkheden zijn.
  • Probeer hem van zijn tekortkomingen te overtuigen, maar vertel hem ook wat hij wel goed kan.
O Apraxie
Apraxie is het onvermogen om (complexe) handelingen in de juiste volgorde uit te voeren. Moet ik eerst de schoen en dan de sok aantrekken of toch andersom? En: moet ik eerst het koffiefilter pakken en dan de koffie opscheppen of toch niet?

O Agnosie
Agnosie is het niet meer herkennen van personen, voorwerpen, geluiden of gezichten, terwijl de zintuigen (oren, ogen, handen) wel werken. Het kan voorkomen dat je als familie niet herkend wordt. De herkenning is er wel als je begint te praten.

O Problemen met de ruimtelijke waarneming
Iedereen heeft wel eens te maken met kleine foutjes in de ruimtelijke waarneming. U zet een koffiekopje net naast de tafel als u ondertussen de krant aan het lezen bent. Of u denkt dat er nog een trede van de trap komt terwijl u al op de grond staat. Een patiënt met een beroerte in de rechter hersenhelft kan daar regelmatig last van hebben. Hij verwart links en rechts of kan de afstand tot een bepaald voorwerp niet goed schatten. Soms kan hij de krant niet lezen, omdat hij steeds de plaats kwijt raakt waar hij is gebleven.
  • Attendeer de patiënt op duidelijke herkenningspunten.
  • Gebruik mondelinge aanwijzingen als uw gebaren niet begrepen worden.
O Neglect
Ook een Neglect kan voorkomen na een beroerte. Neglect betekent dat een patiënt alle signalen die aan de aangedane kant van het lichaam binnenkomen, niet goed herkent, of er niet op reageert. Dit geldt zowel voor geluiden, voor letters of zinnen tijdens het lezen, als voor voorwerpen. Het gehoor en het zien zijn niet veranderd, maar de linkerkant bestaat in de beleving van een patiënt niet. Harder praten heeft dan ook geen zin. Wijs de patiënt steeds op allerlei dingen die aan de kant staan die hij negeert, want door het draaien van zijn hoofd ziet en hoort hij de dingen aan die kant wel.

O Lichamelijke gevolgen
De meeste gevolgen van een beroerte zijn vaak zichtbare lichamelijke beperkingen. Vooral de (halfzijdige) verlamming. Aan één zijde zal de patiënt zijn arm/been niet meer kunnen bewegen en zal in een rolstoel terecht komen. Soms kan de patiënt zijn arm/been nog wel gebruiken, maar is de kracht verminderd (zakt bijvoorbeeld door been heen) of zijn er problemen met de coördinatie en de fijne motoriek (knoopjes dichtdoen).


O Seksualiteit en intimiteit

Seksualiteit is een onderwerp waar de meeste mensen niet makkelijk over praten.
Niet met hun partner, niet met hun beste vriend(in) en meestal ook niet met hun huisarts of hulpverlener.
Seksuele gevoelens en behoeftes kunnen veranderen bij zowel de patiënt als partner en soms invloed hebben op uw seksleven. Ook kan angst voor een herhaling van de beroerte hierin meespelen. Praat er over met uw behandelaar of de verpleegkundig specialist.

Een aantal van de veranderingen die kunnen optreden staan hieronder beschreven.

Mannen
VrouwenUit onderzoek blijkt dat helft van de patiënten seksualiteitsproblemen ervaart als gevolg van de beroerte of handicap. De problemen lopen uiteen van angst, minder zin in seks hebben tot erectieproblemen of zichzelf geen goede seksuele partner vinden.

Tips: Wat kunnen naasten doen?
Familie of bezoek kunnen een bijdrage leveren aan het herstel na een beroerte:
Steun voor de familie en naasten
Steun van de omgeving is erg belangrijk na een beroerte. Er is veel veranderd voor de patiënt, maar ook voor u als naaste. U moet als het ware uw leven opnieuw invulling geven. Hulp of steun van mensen daarbij kan heel waardevol zijn. Denk hierbij aan de verpleegkundig specialist. Vaak zegt een partner van een patiënt: “Het is mijn man/vrouw niet meer, maar hij/zij lijkt heel iemand anders.” Wanneer mensen hulp aanbieden (huishouden, boodschappen doen, vervoer), sla dat dan niet direct af. Als merkt dat u nog veel moeite heeft met de situatie na een beroerte, kan het prettig zijn uw hart te luchten bij een goede vriend of vriendin. Daarnaast zijn er de verpleegkundig specialist , huisarts, POH GGZ, psycholoog, thuiszorg of het maatschappelijk werk die u kunnen helpen. En praat met lotgenoten. U vindt er herkenning en erkenning van uw situatie. Vraag bij betrokken deskundige hulpverleners waar u het best terecht kunt met uw vragen en welke ondersteuning er eventueel voor u mogelijk is

Deel 4 Ontslag uit het ziekenhuis

Afhankelijk van uw conditie en herstel tijdens de eerste dagen na een beroerte wordt met u en uw naasten besproken wat het vervolg is na de opname en het verblijf in het ziekenhuis. We treffen vaak ruim op tijd al voorbereidingen voor ontslag.

Voorbereiding op ontslag
De afdelingsverpleegkundige overlegt samen met u of uw naaste of u na ontslag nog verdere verzorging en hulp nodig heeft. Zij kan voor u een afspraak maken met de verpleegkundige van het transferbureau die extra (thuis-)zorg kunnen regelen na ontslag.

Verpleegkundig specialist neurologie
De verpleegkundig specialist neurologie is zowel tijdens de opname als na ontslag uit het ziekenhuis de laagdrempelig te benaderen contactpersoon voor CVA-patiënten en hun naasten. De begeleiding bestaat uit een gesprek op de afdeling neurologie tijdens de opname. Tijdens dit gesprek krijgt u zoveel mogelijk informatie over onder andere het doorgemaakte CVA, de verschijnselen, de gevolgen en de verwachtingen over de periode na de opname.

De verpleegkundig specialist zal u zelf na 2 weken en na 2-3 maanden na opname op de polikliniek zien. Indien nodig kan dit na 6 maanden en 12 maanden herhaald worden. Wanneer u vanuit het ziekenhuis wordt opgenomen in een verpleeghuis, verzorgingshuis of revalidatiecentrum, dan komt u na het ontslag vanuit die setting ook nog eens voor controle naar het ziekenhuis. Soms komt er een speciale CVA gespecialiseerde verpleegkundige uit de instelling waar u verbleef bij u op bezoek. De verpleegkundig specialist is de centrale contactpersoon voor alle betrokken disciplines bij de patiënt in de regio.

De contactgegevens van de verpleegkundig specialisten van het SKB:

Renata Gierkink
Verpleegkundig specialist neurologie
Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk
Tel. 0543 54 45 79 of via polikliniek Neurologie 0543 54 45 20
E-mail: r.j.h.gierkink@skbwinterswijk.nl

Anoek Forkink
Verpleegkundig specialist neurologie
Streekziekenhuis Koningin Beatrix Winterswijk
Tel. 0543 54 44 13 of via polikliniek Neurologie 0543 54 45 20
E-mail: a.forkink@skbwinterswijk.nl


Na ontslag uit het ziekenhuis

Na ontslag zijn er diverse mogelijkheden waar u naar toe gaat. In overleg met u wordt gekeken wat het best bij uw situatie past.

De mogelijkheden zijn:Naar huis
Als u met ontslag naar huis gaat dan krijgt u begeleiding van de verpleegkundig specialist neurologie via de poli neurologie. Zij overlegt indien nodig ook met huw huisarts of de praktijkondersteuner.
Als u nog extra thuiszorg nodig heeft zal de wijkverpleegkundige van de thuiszorg de zorg bij u thuis coördineren samen met de verpleegkundig specialist of huisarts. Aansluitend aan een opname kan er eventueel ook nog extra huishoudelijke verzorging, verpleging, fysiotherapie, logopedie en ergotherapie nodig zijn. Dit wordt vaak vanuit het ziekenhuis al aangevraagd.
U kunt ook begeleiding krijgen voor het omgaan met de ‘onzichtbare’ psychologische gevolgen van de beroerte. Bespreek dit met de verpleegkundig specialist.

Het revalidatiecentrum
Het doel van de opname in een revalidatiecentrum is u te leren om uw dagelijkse leven weer zo goed mogelijk zelfstandig op te pakken, eventueel met behulp van aanpassingen. Het doel van de revalidatie is in principe streven naar veilig functioneren thuis. In het revalidatiecentrum kunt u poliklinisch of klinisch revalideren.
Verpleeghuis
De behandeling op de revalidatieafdeling van het verpleeghuis heeft (net als bij het revalidatiecentrum) als doel om te revalideren om zo zelfstandig mogelijk te kunnen functioneren. Het belangrijkste verschil met het revalidatiecentrum is dat het tempo van de revalidatie lager ligt en de behandeling minder intensief is en aangepast is op patiënten met een wat oudere leeftijd. Soms is terugkeer naar huis of een verzorgingshuis niet meer mogelijk. Als dit het geval is en er intensieve zorg nodig blijft, wordt met u overlegd over blijvende opname in een verpleeghuis.

Verzorgingshuis/zorgcentrum
In sommige gevallen is een tijdelijk verblijf in een verzorgingshuis of zorgcentrum een goede oplossing Dit wordt een ELV (Eerste Lijns Verblijf) -plaats genoemd.


Maatschappelijk werker
De maatschappelijk werker kan u en uw naasten ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van de beroerte. U kunt ook bij de maatschappelijk werker terecht voor advies over huisvesting, financiën, dagbesteding, werk, of hulpverlenende instanties die u thuis kunt inschakelen. Geef bij de verpleegkundige aan als u hier behoefte aan heeft.

CIZ
Het Centraal Indicatie Orgaan voor de Zorg (CIZ) regelt aanvragen voor verzorging, verpleging en aangepast wonen. Natuurlijk kan de nodige zorg thuis worden geboden worden, maar het kan ook zijn dat opname in een instelling noodzakelijk is.
Ook is het mogelijk dat u geld krijgt toegewezen om de zorg zelf te organiseren, een persoonsgebonden budget (PGB). Of dat u vervoersvoorzieningen, een rolstoel of woningaanpassingen nodig heeft. Het CIZ bekijkt hoeveel en welke hulp u nodig heeft en beantwoordt vragen daarover. De medewerker van CIZ maakt een persoonlijke afspraak of regelt de aanvraag telefonisch.

Autorijden
Bij een rijbewijs A,B of BE

U mag de eerste 2 weken na een TIA of beroerte geen auto of motor rijden. Als u na twee weken na de TIA of beroerte geen lichamelijke of geestelijke klachten meer heeft die van invloed zijn op de rijgeschiktheid dan mag u na twee weken het autorijden hervatten. U heeft hiervoor goedkeuring nodig van een arts. Dit moet schriftelijk zijn vastgelegd in uw medisch dossier. Uw rijbewijs blijft geldig tot de volgende verlenging, op voorwaarde dat u de ingezette behandeling volgt.

Als u na 2 weken nog wel lichamelijke of geestelijke klachten heeft die van invloed kunnen zijn op de rijgeschiktheid, mag u tot drie maanden na de beroerte niet autorijden. Als u daarna weer wilt gaan autorijden (zo nodig met autoaanpassing), moet u dit melden bij het Centraal Bureau Rijvaardigheden (CBR) met behulp van de Eigen Verklaring. Het CBR beoordeelt op basis van de ingevulde Eigen Verklaring of er een medische keuring en/of rijvaardigheidstest moet plaatsvinden.

Bij een rijbewijs C, CE, D, DE
U mag de eerste 4 weken na de beroerte of TIA geen vrachtauto of autobus rijden (dit geldt zowel voor privé gebruik als gebruik voor het werk). Wilt u na deze 4 weken weer vrachtauto of autobus gaan rijden, dan moet u de Eigen Verklaring opsturen aan het CBR. U kunt weer geschikt worden verklaard als uit de Eigen Verklaring, aanvullende medische keuring en rijtest blijkt dat er geen functiestoornissen zijn die de rijgeschiktheid (kunnen) beïnvloeden. De maximale geschiktheidstermijn is drie jaar. Daarna moet u opnieuw een verklaring invullen en is een nieuw specialistisch rapport van een neuroloog nodig.

Kosten
Zowel aan de 'Eigen verklaring' als aan de rijbewijskeuring door de neuroloog zijn kosten verbonden.


Deel 5 Wat kunt u zelf doen om een nieuwe beroerte te voorkomen?

Een beroerte kan ontstaan door verschillende risicofactoren, deze zijn onder te verdelen in factoren die u wel of niet zelf kunt beïnvloeden.

Niet beïnvloedbare risicofactoren zijn onder andere: Er zijn echter ook een aantal factoren waar u zelf eventueel in samenspraak met uw behandelend arts, verpleegkundig specialist of huisarts wat aan kunt doen.

De beïnvloedbare risicofactoren:

O Bloeddruk.
Een verhoogde bloeddruk of hypertensie is de belangrijkste risicofactor voor het krijgen van en hersenbloeding. De wanden van de bloedvaten staan constant onder hoge druk. Hierdoor rekken zwakke plekken eerder uit en scheuren open. Hoge bloeddruk bevordert slagaderverkalking en is ook een risicofactor voor het krijgen van een herseninfarct.

O Cholesterol.
Cholesterol is een vetachtige stof die in verschillende soorten vetbolletjes vervoerd wordt in het bloed. Vet eten, vooral in de vorm van verzadigde vetzuren of dierlijk vet (de harde boter/vetten), verhoogd de hoeveelheid slecht cholesterol. Afhankelijk van de samenstelling van de vetbolletjes onderscheiden we ‘goede’ en ‘slechte’ cholesterol.
Het ‘goede’ cholesterol (High Density Lipoproteins, HDL) gaat naar de lever, het slechte cholesterol (Low Density Lipoproteins, LDL) dringt door in de bloedvatwand en veroorzaakt slagaderverkalking (atherosclerose).

O Diabetes mellitus.
Bij diabetes mellitus is er sprake van een verhoogd risico op hart- en vaatziektes. Bij diabetes mellitus kunnen bloedvaten sneller beschadigd raken en kan er sneller slagaderverkalking ontstaan Het bloed vervoert suiker in de vorm van glucose in het bloed. Een patiënt met diabetes mellitus (suikerziekte) kan de hoeveelheid glucose in zijn bloed niet regelen.

O Hart- en vaatlijden.
Bij hartritme stoornissen of afwijkingen aan de hartkleppen kan zich een stolsel in het hart vormen. Een embolie (een afgebroken stukje stolsel) uit het hart kan vast lopen in de bloedvaten en daar een TIA of herseninfarct veroorzaken. Bij één op de vijf mensen die een beroerte krijgt, is de oorzaak een embolie uit het hart.
O Roken.
Roken beschadigt de wanden van de bloedvaten en versnelt daardoor het proces van slagaderverkalking en het verhoogt het cholesterolgehalte in het bloed. Roken vernauwd de bloedvaten en verhoogt de bloeddruk. Ook heeft roken tot gevolg dat bloedplaatjes sneller samenklonteren. Het effect op de bloedplaatjes is binnen één dag na het stoppen verdwenen. Ook is er binnen enkele maanden herstel te zien in de bloedwand, verlaging van het cholesterol en daling van de bloeddruk. Alleen de opgelopen slagaderverkalking blijft bestaan.

O Overgewicht.

Mensen met ernstig overgewicht lopen een verhoogde kans op een beroerte. Ook vergroot het overgewicht de sterftekans.

O Lichaamsbeweging.
Beweging verhoogt de hoeveelheid goed cholesterol in het bloed. Lichaamsbeweging verlaagt de bloeddruk, verlaagt het gehalte aan slecht cholesterol (LDL) in het bloed en heeft een gunstige invloed op het lichaamsgewicht. Het is dus niet verwonderlijk dat een gebrek aan lichaamsbeweging de kans op hart- en vaatziekten vergroot. Drie keer tien minuten of twee keer een kwartier is per dag voldoende.

O Alcohol.
Bij het gebruik van meer dan twee glazen alcohol stijgt het risico op hart- en vaatlijden.

Adviezen
Om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen is het belangrijk gezond te leven. Dat kan betekenen dat u bepaalde leefgewoontes moet veranderen.
Als u rookt is het heel belangrijk dat u hiermee stopt, omdat uw risico op hart- en vaatziekten hierdoor sterk vermindert. Wanneer u stopt met roken, daalt uw risico op hart- en vaatziekten zo sterk, dat medicijnen voor het verlagen van uw bloeddruk of cholesterol soms niet meer nodig zijn.
Probeer gezond en gevarieerd te eten. Drink niet meer dan twee glazen alcohol per dag. En zorg dat u tenminste vijf dagen per week een half uur per dag actief beweegt. Gezonde voeding en actief bewegen helpen ook om overgewicht tegen te gaan.

Als u samen met neuroloog, verpleegkundig specialist of huisarts uw risicoprofiel bekijkt, ziet u welke adviezen voor u het belangrijkst zijn om uw risico op een nieuwe beroerte of hart- en vaatziekten te verlagen.

Medicijnen
Als uw risico op hart- en vaatziekten verhoogd is, bekijkt uw medisch specialist of huisarts of u baat heeft bij medicijnen om uw bloeddruk of cholesterolgehalte te verlagen.
Hoe hoger uw geschatte risico op hart- en vaatziekten, en hoe hoger uw bloeddruk of cholesterolgehalte, des te groter is de kans dat u baat heeft bij deze medicijnen om uw risico te verlagen.

Hoe verder?
Er zal altijd in samenspraak met u worden besproken welke maatregelen mogelijk zijn om uw risico op hart- en vaatziekten te verlagen. Daarna wordt er samen met u een plan voor de verdere aanpak van uw risicofactoren gemaakt. Samen met u wordt gekeken welke controles in het ziekenhuis noodzakelijk zijn en wanneer de huisarts de zorg weer over neemt.

Bij wie kunt u terecht met vragen?
Misschien heeft u na het lezen van deze brochure nog vragen. Tijdens het verblijf in het ziekenhuis kunt u bij de afdelingsverpleegkundige voor vragen terecht.
Als u de afdeling binnenkomt, bevindt zich aan de linker kant aan de muur een whiteboard. Hier staan de kamernummers op met de verpleegkundige erachter die over uw partner/naasten gaat.
De verpleegkundigen zullen meestal tijdens het bezoekuur in de personeelskamer aanwezig zijn. Kom gerust binnen om vragen te stellen.

Wilt u antwoord op medische vragen, dan wordt er met u een afspraak gemaakt met de behandelende neuroloog of verpleegkundig specialist. Deze afspraak wordt door de secretaresse van de afdeling gemaakt, de verpleegkundige zal het tijdstip van het geplande gesprek aan u doorgeven.
Het gesprek zal dan op de afdeling plaatsvinden.

Heeft u na ontslag vragen dan kunt u terecht bij de verpleegkundig specialist neurologie of uw huisarts.

U kunt ook telefonisch advies vragen aan de verpleegkundig specialist.
Telefoonnummers: Anoek Forkink 0543 54 44 13
Renata Gierkink 0543 54 45 79

Geheimhouding en recht op privacy

Alle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft u als patiënt recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is verkrijgbaar op de afdeling en bij de patiënteninformatie in de centrale hal. Daarnaast is deze folder te vinden op: www.skbwinterswijk.nl


Ruimte voor eigen aantekeningen
________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________





Foldernummer: neu080 versie apr 22


PIMS™ folderportaal door 4CLOUD®
  |