Uw kind heeft verschijnselen die kunnen wijzen op een allergie voor koemelk. In deze folder leest u meer over deze allergie en over het onderzoek waarmee we een allergie voor koemelk kunnen vaststellen.
Wat is een allergieEr kunnen veel oorzaken zijn waarom een kind niet tegen een bepaald voedingsmiddel kan. Een mogelijke oorzaak is een allergie. Bij een allergie maakt het kind antistoffen tegen bepaalde voedingsmiddelen aan. Deze antistoffen zitten in het bloed en noemen we immunoglobuline E (IgE). De antistoffen zorgen voor een allergische reactie. Bij allergie voor koemelk maakt het kind antistoffen aan tegen de eiwitten in koemelk.
Mogelijke verschijnselen bij allergie voor koemelkDe volgende klachten kunnen verschijnselen zijn van allergie voor koemelk:
- huidklachten: rode vlekjes, galbulten (urticaria), eczeem;
- luchtwegklachten: loopneus, niezen, piepende ademhaling;
- maag-darmklachten: braken, diarree, krampen;
- algemene klachten: veel huilen, prikkelbaar gedrag, dikke ogen.
- Heel soms treedt anafylaxie op. Dit is een ernstige reactie van het lichaam tegen de eiwitten in de koemelk. Het kind wordt vaak eerst rood en daarna bleek, voelt klam aan, is zweterig en duidelijk ziek. Vaak heeft het kind dan ook benauwdheidsklachten en dikke ogen.
De onderzoeken Naast het gesprek met de kinderarts en het algemeen lichamelijk onderzoek zijn er nog twee mogelijkheden om te onderzoeken of uw kind allergisch voor koemelk is:
- bloedonderzoek;
- eliminatie-provocatie test.
BloedonderzoekBij bloedonderzoek kijken we of er IgE antistoffen in het bloed voorkomen. Dit onderzoek noemen we de RAST-test. Wanneer een kind IgE antistoffen in het bloed heeft, spreken we van een positieve RAST-test. Van alle kinderen met een positieve RAST-test is maar 30 tot 50% echt allergisch. Deze test geeft dus niet voldoende duidelijkheid bij onderzoek naar allergie voor koemelk.
Eliminatie-provocatie onderzoekOmdat bloedonderzoek vaak niet voldoende duidelijkheid geeft bij onderzoek naar allergie voor koemelk is de eliminatie-provocatie test de enige manier om zekerheid te krijgen over een allergie. Een kind met een allergie voor een bepaald voedingsmiddel krijgt een allergische reactie wanneer het dat voedingsmiddel inneemt. 'Provocatie' betekent uitlokken, wat we doen door het kind het voedingsmiddel te geven. 'Eliminatie' betekent verwijderen, wat we doen door het kind het bepaalde voedingsmiddel niet te geven. De klachten verdwijnen dan. Bij het opnieuw provoceren door het betreffende voedingsmiddel in te nemen, ontstaan weer dezelfde klachten.
Er zijn twee manieren om dit onderzoek te doen:- de open eliminatie-provocatie test;
- de dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie.
De open eliminatie-provocatie test De open eliminatie-provocatie test is de eenvoudigste manier. De arts of de verpleegkundige op het consultatiebureau voeren deze test vaak al uit. Hierbij weten de ouders en de arts of verpleegkundige precies welke voeding het kind krijgt. Vandaar de term ‘open’. In de praktijk blijkt het vaak moeilijk om zonder vooroordeel naar de klachten van het kind te kijken. Vooral vage klachten kunnen tijdens deze test snel gezien worden als een verschijnsel van voedingsallergie.
Het komt vaak voor dat kinderen de diagnose voor een bepaalde voedingsallergie krijgen, terwijl ze dat eigenlijk niet hebben (50 tot 75% van de kinderen). Daarom passen we in het Streekziekenhuis Koningin Beatrix een meer nauwkeurige vorm van eliminatie en provocatie toe. Dit is de dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie.
De dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie (DBPGVP)De dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie is een betrouwbare manier om allergie voor koemelk aan te tonen. Voor deze test komt u met uw kind twee keer een dag naar het ziekenhuis. Tussen deze twee dagen zit een week ‘rust’. In het ziekenhuis krijgt uw kind de ene dag koemelkhoudende voeding en de andere dag koemelkvrije voeding aangeboden. De koemelkvrije voeding is de ‘placebo’ waarover gesproken wordt. Het onderzoek wordt ‘dubbelblind’ gedaan. Dat betekent dat niemand van de direct betrokkenen weet welke voeding wordt gegeven. Hierdoor voorkomen we dat we bevooroordeeld naar de klachten kijken. De informatie over welke voeding het is; ‘de code’, is bekend bij de medewerker die de voedingen bereidt. De arts opent de envelop met de code tijdens de afspraak op de polikliniek na het onderzoek. Dan is pas duidelijk welke voeding koemelkvrij was en welke niet. In geval van ernstige reacties is het mogelijk dat de arts de envelop eerder opent.
Praktische gang van zakenAls u, na overleg met de kinderarts, toestemming geeft voor een dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie voor uw kind, spreekt u met de kinderarts twee geschikte dagen af om het onderzoek uit te voeren.
Voorbereiding voor het onderzoek- In de week tussen de twee testdagen mag uw kind alleen hypoallergene melk gebruiken, en géén koemelkhoudende voedingsmiddelen.
- Als u borstvoeding geeft, dient u gedurende de bovengenoemde periodes een koemelkvrij dieet te volgen. Een diëtist kan u hierover adviseren.
- Sommige kinderen zijn erg gewend aan de smaak van hun hypoallergene flesvoeding. Soms komt het voor dat het kind weigert om de testvoeding te drinken. Wij kunnen dan testvoeding maken met de eigen voeding van het kind. Dit doen wij alleen wanneer het kind écht weigert de testvoeding te drinken.
- Als uw kind eczeem heeft, moet u vijf dagen voor de eerste testdag uw kind dagelijks behandelen met hormoonzalf. Twee dagen voor de eerste testdag stopt u hier weer mee. Twee dagen na de eerste testdag start u weer met de hormoonzalf. Vervolgens stopt u hier weer twee dagen voor de tweede testdag mee. U krijgt een recept voor de hormoonzalf van de kinderarts. Bij zeer onrustig eczeem besluit de arts soms om de test uit te stellen.
Eerste testdagOp de ochtend van de eerste testdag mag uw kind ’s morgens vóór zeven uur een fles hypoallergene voeding te drinken of een licht ontbijt eten. Op het afgesproken tijdstip melden u en uw kind zich bij de kinderafdeling in het ziekenhuis. Als uw kind in het verleden heftig heeft gereageerd op koemelk, kan het zijn dat hij/zij voor de zekerheid een infuusslotje (dit is een plastic naaldje in de arm) krijgt.
Het is dan mogelijk om via het infuus snel medicijnen toe te dienen.
Het innemen van de voeding bouwen we langzaam in hoeveelheid op volgens onderstaan schema:
Tijd (na begin van de test)
| Hoeveelheid testvoeding
|
0 minuten
| 10 ml
|
20 minuten
| 20 ml
|
40 minuten
| 30 ml
|
60 minuten
| 40 ml
|
80 minuten
| 60 ml
|
100 minuten
| 90 ml
|
Als u reactie ziet bij uw kind, meld dat dan aan de verpleegkundige. Bij lichte verschijnselen zoals onrust of roodheid om de mond gaat de test door. Bij duidelijke verschijnselen, zoals galbulten of benauwdheid, stoppen we de test. Als de test is afgerond blijft uw kind nog 1 uur op de afdeling ter observatie.
Tweede testdagOngeveer één week later vindt de tweede testdag plaats. Deze verloopt hetzelfde als de eerste testdag. Ook als uw kind op de eerste testdag duidelijk heeft gereageerd, wordt het tweede deel van de DBGPVP wel uitgevoerd. Alleen op deze manier kunnen we duidelijk aantonen of de heftige reactie veroorzaakt is door een allergie voor koemelk.
De uitslagBinnen twee weken na de tweede testdag komt u terug op de polikliniek. De kinderarts maakt dan de envelop met de code open. Het is dan duidelijk welke testvoeding koemelkvrij was en welke koemelkhoudend. De uitslag van de test is ‘positief’ als uw kind alleen verschijnselen vertoonde bij het innemen van koemelkhoudende voeding én geen verschijnselen kreeg na het innemen van de koemelkvrije voeding. De kinderarts kan dan de diagnose stellen. Uw kind wordt dan verder behandeld met een koemelkvrij dieet. In alle andere gevallen is de uitslag ‘negatief’. Dat wil zeggen dat een allergie voor koemelk uitgesloten is. In dat geval mag uw kind weer koemelkhoudende producten gebruiken. Als u borstvoeding geeft, hoeft u geen dieet meer te volgen.
VragenHebt u na het lezen van deze folder nog vragen of wilt u meer informatie, belt u ons gerust. Wij zijn op werkdagen van
8.30 – 16.30 uur bereikbaar op de polikliniek Kindergeneeskunde, telefoonnummer 0543 54 43 50.
Toestemming voor een behandeling door kind en/of oudersVolgens de WGBO (Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst) mag een behandeling alleen worden uitgevoerd als daar toestemming voor is gegeven door kind en/of ouders. Wie deze toestemming geeft is afhankelijk van de leeftijd van het kind.
Om toestemming te kunnen geven moet een kind of jongere en zijn/haar ouders de informatie van de behandelaar krijgen. Deze bespreekt in begrijpelijke taal:
- het doel en de aard van het onderzoek of behandeling;
- de te verwachten resultaten;
- de mogelijke risico’s;
- eventueel alternatieve behandelingen.
Kinderen jonger dan twaalf jaar- aan jou èn aan je ouders moet worden verteld wat er aan de hand is en wat er aan kan worden gedaan;
- het zijn je ouders die toestemming moeten geven voor een onderzoek of behandeling.
Jongeren van twaalf tot en met vijftien jaar- zowel jijzelf als je ouders hebben recht op informatie;
- zowel jijzelf als je ouders mogen in je medisch dossier kijken;
- zowel jijzelf als je ouders moeten toestemming geven voor een onderzoek of behandeling;
- wanneer jij en je ouders van mening verschillen, geeft jouw mening meestal de doorslag. De behandelaar moet dan wel zeker weten dat je alle informatie goed hebt begrepen.
Jongeren van zestien en zeventien jaar
Vanaf 16 jaar is de beslissing aan jou:
- alleen jij hebt recht op informatie;
- alleen jij beslist of je een behandeling wilt of niet;
- alleen jij mag je medisch dossier inzien. Als je dat fijn vindt, mogen je ouders ook geïnformeerd worden en meebeslissen.
Meer over toestemming en informerenNaast rechten, heb je als patiënt ook plichten. Je moet de zorgverlener altijd voldoende informeren, zodat deze een goede diagnose kan stellen. Meer informatie over deze rechten en plichten voor ouders, patiënten en hulpverleners vind je op:
En in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’, verkrijgbaar op de afdeling en bij Patiënteninformatie in de centrale hal.