Deze informatiefolder is voor ouders of verzorgers die gebruik gaan maken van de mogelijkheid om thuis sondevoeding te geven. In deze folder vindt u informatie die helpt bij de voorbereiding en de uitvoering van het geven van sondevoeding.
Met sondevoeding naar huisUw kind heeft een sonde omdat hij/zij (nog) niet in staat is om zelf voldoende te drinken. U gaat leren sondevoeding te geven aan uw kind, zodat hij/zij vervroegd met ontslag kan. Eenmaal thuis geeft u sondevoeding aan uw kind totdat hij/zij geleerd heeft om alle voeding zelf te drinken. De periode van zelf leren drinken kan enkele weken duren.
Wat een sonde isEen sonde is een dun buigzaam slangetje met aan het uiteinde meerdere gaatjes waardoor de voeding in de maag komt. De verpleegkundige brengt de sonde via de neus van uw kind in. De sonde loopt van de neus via de keel door naar de slokdarm en maag. Via de sonde kan zowel afgekolfde moedermelk als kunstvoeding worden gegeven.
Voordelen van thuis sondevoeding geven- Uw kind thuis verzorgen geeft vaak meer rust, omdat de reistijd naar het ziekenhuis wegvalt en u in uw eigen omgeving bent.
- U bouwt sneller een vertrouwensband op met uw kind. Dit komt de wederzijdse hechting en de ontwikkeling van uw kind ten goede.
- U leert de signalen en reacties van uw kind kennen.
- U kunt meer ongedwongen oefenen borstvoeding te geven.
- Uw kind mag in zijn of haar eigen tempo leren om alle benodigde (borst)voedingen te drinken.
- Uw kind heeft minder kans op infecties als hij/zij thuis is.
- U kunt uw kind ieder moment warmte en troost bieden.
Als uw kind thuis leert drinken, is er vaak nog veel sondevoeding nodig, soms zelfs een hele voeding als uw kind moe is. Uw kind zal steeds meer borst- of flesvoeding gaan drinken en minder sondevoeding nodig hebben.
Wanneer uw kind naar huis kan
De kinderarts bepaalt of uw kind in aanmerking komt voor vervroegd ontslag met sondevoeding. Hierbij kijkt de arts onder andere naar de volgende criteria:
- Uw kind heeft geen bewakingsapparatuur meer nodig
- Uw kind heeft geen couveusezorg meer nodig, en kan zich op temperatuur houden in de wieg
- Uw kind laat een stabiele groei zien
- Uw kind krijgt maximaal 8 voedingen per dag
- Uw kind laat een goede vooruitgang zien in drinktechniek en kan al af en toe een flesje leegdrinken
Hoe u sondevoeding geeftHet geven van sondevoeding is een handeling waaraan risico’s zijn verbonden en is dus voorbehouden aan artsen en verpleegkundigen. U mag deze handeling alleen uitvoeren in opdracht van de kinderarts.
Als uw kind naar huis mag, krijgt u de week voorafgaand aan het ontslag gerichte instructies van de verpleegkundige. Zij leert u hoe u de sonde controleert en veilig sondevoeding geeft. U kunt het inbrengen van de sonde ook leren, maar dit is niet noodzakelijk om met uw kind naar huis te kunnen. Met de verpleegkundige spreekt u af wie de sonde inbrengt (de kinderafdeling of de thuiszorg). Aangezien de verantwoordelijkheid van het geven van sondevoeding in het ziekenhuis bij de verpleegkundige ligt, wordt de sonde in het ziekenhuis altijd gecontroleerd in het bijzijn van een verpleegkundige.
Benodigde materialen- Een (veter)bandje of tape om de spuit met sondevoeding op te kunnen hangen;
- Afgekolfde moedermelk of zuigelingenvoeding die de kinderarts heeft voorgeschreven;
- een 50 ml spuit;
- Stamper om lichte druk te kunnen geven als de voeding niet vanzelf begint te lopen;
- 5 ml spuit om de positie van de sonde te controleren;
- 5 ml spuit met lauw water om de sonde na de voeding door te spuiten;
- pH-strip (pH = zuurgraad).
Persoonlijke voorbereiding- Was uw handen;
- Zet de materialen klaar;
- Maak de voeding klaar en zorg dat deze lauw is;
- Zorg voor een rustige omgeving;
- Neem de tijd voor de borstvoeding (of de fles) en de sondevoeding, voorkom onrust en afleiding.
Controleren van de voedingssondeDe voedingssonde kan van plaats verschuiven. Om zeker te weten dat het uiteinde van de sonde goed in de maag ligt moet u vóór iedere sondevoeding de ligging van de sonde controleren.
Op deze manier kunt u controleren of de sonde goed in de maag ligt:
- Controleer of de sonde goed is afgeplakt en de pleisters nog stevig vast zitten.
- Kijk of het streepje op de sonde nog op dezelfde plek, dichtbij het neusje, zichtbaar is. Bij het inbrengen van de sonde heeft de kinderverpleegkundige met watervaste markeerstift een streepje op de sonde gezet, direct daar waar de sonde uit het neusgat komt.
- Kijk in het mondje of het uiteinde van de sonde niet in het mondje te zien is.
- Probeer vervolgens om +/- 2 ml voeding op te trekken via de sonde. Trek niet te snel en te hard want dan kan de sonde zich vastzuigen aan de maagwand.
De sonde ligt goed als u de voeding makkelijk opgetrokken krijgt (kleine hoeveelheden zijn normaal) en als het streepje nog op dezelfde plek dichtbij het neusje zichtbaar is.
De voeding die u bij het controleren heeft opgetrokken moet u wel weer terug spuiten in de sonde omdat anders belangrijke maagsappen verloren gaan.
Als u geen voeding kunt optrekken Kijk eerst of het streepje op de sonde nog op de juiste plek dichtbij het neusje zit. Zit het streepje niet op de goede plek, dan ligt de sonde niet meer goed in de maag en mag u geen voeding gaan geven. Overleg eerst met de kinderafdeling of de thuiszorg.
Zit het streepje wel op de goede plek en is de sonde nog goed afgeplakt:
Spuit met het 5 ml spuitje eerst 2-3 ml lucht in de voedingssonde. Probeer hierna opnieuw om +/- 2 ml voeding op te trekken. Als u nog steeds geen voeding kunt optrekken:
Spuit dan 2 ml lauw water uit de kraan met het spuitje in de voedingssonde. Let op uw kind; blijft uw kind ontspannen, houdt hij/zij een mooie kleur en oogt hij/zij niet benauwd. Dan kunt u er alsnog van uit gaan dat de sonde goed zit.
Twijfelt u of het wel maagsap is wat u optrekt? U kunt dan enkele druppels maagsap op de pH strip spuiten en de pH waarde aflezen. Als deze pH waarde 5.5 of minder is dan ligt de sonde goed in de maag en kunt u de voeding via de sonde gaan geven. Maagsappen zijn zuur, daarom is de pH-waarde van maagsappen laag: 5.5 of nog lager.
Is de pH waarde hoger dan 5.5 dan ligt het uiteinde van de sonde niet in de maag. U mag dan geen voeding via de sonde geven. Overleg met de verpleegkundige van de kinderafdeling of thuiszorg.
N.B. Vertrouwt u het niet, neem dan contact op met de kinderafdeling of de thuiszorg.
Sondevoeding gevenAls de sonde goed zit, koppelt u de 50 ml spuit aan de sonde. Haal eerst de stamper eruit voordat u de spuit aan de sonde koppelt en vul dan de spuit met de voeding. Blijf in de buurt van uw kind tijdens het geven van sondevoeding, zo kunt u eventuele problemen waarnemen.
Kinderen die de neiging hebben om aan de sonde te trekken kunnen baat hebben bij sokjes om de handen. De sonde mag gedurende 6 weken blijven zitten en/of opnieuw gebruikt worden. De spuiten na gebruik met warm water uitspoelen en in een dichte doos in de koelkast bewaren. Eén keer per dag de spuiten vervangen voor nieuwe.
Mogelijke problemenHet is belangrijk dat u op de hoogte bent van problemen die zich kunnen voordoen bij het geven van sondevoeding en dat u weet wat u in die situaties moet doen.
AspiratieHet kan zich voordoen als het uiteinde van de sonde niet in de maag zit en de voeding tijdens het inlopen in de luchtwegen of longen terecht komt. Tekenen die hierop wijzen:
- Uw kind gaat hoesten tijdens het inlopen van de sondevoeding.
- Uw kind verkleurt (wordt blauw) tijdens het inlopen van de sondevoeding.
- Uw kind stopt met ademen tijdens het inlopen van de sondevoeding.
Hoe te handelen:
- Stop de sondevoeding. Knijp de sonde dicht en houdt het spuitje lager dan het kind. Giet de resterende sondevoeding terug in het flesje. Koppel de spuit los en houd de sonde dichtgeknepen.
- Maak de pleister los en trek in een vlotte beweging de sonde eruit, houd hierbij steeds de sonde dicht.
- Stimuleer uw kind tot goed doorademen, houd hem of haar rechtop en blaas hard in het gezichtje van uw kind.
- Als uw kind niet ademt of niet goed doorademt bel dan 112.
SpugenAls uw kind gaat spugen tijdens het toedienen van de sondevoeding handelt u als volgt:
- Toediening van de sondevoeding stoppen;
- Uw kind rechtop houden totdat hij/zij rustig is;
- Controleer opnieuw de positie van de sonde;
- Geef eventueel de rest van de voeding.
Slecht doorlopen van de voeding- Als uw kind flink huilt tijdens de sondevoeding dan loopt de voeding niet goed door. Troost en kalmeer uw kind en de voeding zal weer beter doorlopen.
- Check of er een zichtbare knik in de sonde zit. Probeer dit op te heffen zodat de voeding weer beter door zal lopen.
Sonde verstopt - Melkresten hechten zich aan de binnenkant van de sonde. Daarom moet u de sonde na elke voeding doorspoelen met vers lauw kraanwater. Soms raakt de sonde verstopt. U merkt dat de sonde verstopt zit doordat de sondevoeding slecht doorloopt en het naspoelen met water moeilijker gaat. U kunt dan proberen de sonde voorzichtig door te spuiten met wat lucht (5 ml) of opnieuw met 2-5 ml vers lauw kraanwater. Hierdoor kan er wat druk op de sonde gezet worden waardoor de verstopping vaak kan worden opgeheven. Gebruik geen koolzuurhoudend water om na te spoelen. Dit laat een laagje in de sonde achter waardoor de sonde snel weer verstopt raakt.
- Als uw kind beter zelf gaat drinken en minder vaak sondevoeding nodig heeft, spuit dan om hygiënische redenen toch een aantal keren per dag de sonde door met 2 ml water. Er kunnen zo geen voedingsresten in de sonde blijven staan waardoor deze verstopt.
Als bovenstaande adviezen niet helpen, neem dan contact op met de kinderafdeling of thuiszorg.
Sonde ligt niet goed in de maag of is eruitAls u denkt dat de sonde is verschoven en dat het uiteinde van de sonde niet meer goed in de maag ligt dan mag u geen voeding meer geven via de sonde. Uw kind heeft mogelijk zelf aan de sonde getrokken of de pleister heeft losgelaten. U ziet dat het streepje op de sonde niet meer direct bij het neusgat van uw kindje zit. Geef geen sondevoeding, overleg met de verpleegkundige van de thuiszorg of kinderafdeling!
Als uw kind de sonde voor een deel heeft uitgespuugd of als u de sonde opgekruld in de mond ziet liggen of dat het streepje op de sonde niet meer direct bij het neusgat zit: verwijder dan zelf de sonde.
Verwijderen van de voedingssondeAls uw kind de sonde er voor een deel heeft uitgetrokken of heeft uitgespuugd, verwijder dan de sonde.
- Maak de pleisters los;
- Knijp de sonde dicht of doe het afsluitdopje er op;
- Trek met een vlotte beweging de sonde uit de neus;
- Maak de neus schoon met een gaasje of papieren doekje, verwijder snot en slijm.
Zorg ervoor dat tijdens het verwijderen van de maagsonde het afsluitdopje er goed op zit of dat u de sonde goed dichtknijpt. Dit voorkomt het teruglopen van voedingsresten in de longen tijdens het verwijderen van de sonde.
Pleisters verschonenDe pleister op de wang moet bij iedere voeding gecontroleerd worden. Zit de pleister niet meer goed vast dan moet u de pleister direct vervangen. Zo voorkomt u dat de sonde losraakt. Door zweten en huidvet neemt de kleefkracht van de pleister af. U kunt de pleister bij vervanging ook net iets anders plakken. Dit helpt om drukplekken op het neusje en huidirritatie te voorkomen. Bij het wisselen van de pleister moet u er goed op letten dat de sonde op dezelfde plek blijft zitten. Vraag daarom bij voorkeur hulp aan een tweede persoon.
Hoe verschoont u de pleisters?- Knip de witte pleister op maat zoals in het ziekenhuis is voorgedaan.
- Vraag een tweede persoon om uw kind vast te houden.
- Als u alleen bent wikkel uw kind dan stevig in een handdoek zodat hij/zij niet aan de sonde kan trekken.
- Haal de oude pleisters van de neus en de wang. Houd de sonde hierbij wel goed vast anders zal de sonde verschuiven. Het streepje op de sonde moet direct bij het neusgat te zien zijn, dan weet u dat de sonde niet is verschoven.
- Verwijder kleverige pleisterresten van de neus en de wang.
- Breng een laagje cutimed aan op de wang met behulp van de cutimed-swab. Plak hierover de witte pleister.
- Voorkom irritatie: plak de sonde niet strak tegen de neusvleugel.
Mond- en neusverzorgingAls uw kind een sonde in zijn/haar neusgat heeft, ontstaat er meer snot. Het neusslijmvlies wordt geprikkeld door de sonde, waardoor er extra slijm wordt aangemaakt. Als het neusje hierdoor verstopt raakt, beperkt dit de ademhaling waardoor uw kind minder gemakkelijk kan drinken. Met een schoon gaasje en water kunt u dit slijm verwijderen. Ook kan dit met fysiologisch zout, verkrijgbaar bij de drogist of apotheek. U spoelt de neusgaten met een paar druppels waardoor het slijm makkelijk oplost en uw kind dit er zelf uit kan niezen of doorslikken. Als uw kind nog niet vaak zelf drinkt is het belangrijk de slijmvliezen in het mondgebied vochtig te houden. Dit kan door de mond schoon te maken met een gaasje en water of door een druppel melk op de fopspeen te doen. De lipjes kunt u verzorgen met vaseline.
Controleer het mondgebied op witte, niet weg te vegen plekjes of puntjes. Dit kan duiden op een schimmelinfectie; spruw. Spruw moet behandeld worden, overleg met uw huisarts.
Veilig slapen met een sondeOm te voorkomen dat de sonde rond de hals gaat zitten als uw kind beweegt in zijn/haar slaap, adviseren wij om de sonde op de rug vast te plakken aan de kleren. Uw kind moet nog wel voldoende bewegingsvrijheid van zijn/haar hoofd hebben. Leg uw kind altijd op de rug te slapen.
Praktische tips voor het leren drinkenAls uw kind moet leren drinken, is het belangrijk dat uw kind de benodigde voeding per dag krijgt, verdeeld over zeven of acht porties. De kinderarts van uw kind spreekt af wat de minimale hoeveelheid voeding is die uw kind per dag binnen moet krijgen. Uw kind hoeft nog niet alles zelfstandig te drinken en mag dit in zijn eigen tempo leren. Het is hierbij belangrijk alert te zijn op de signalen van uw kind. Uw kind bepaalt zelf wanneer hij/zij meer of minder kan gaan drinken. Uw kind heeft nog veel energie nodig om te groeien en zichzelf op temperatuur te houden. Het kan zijn dat uw kind tijdens de eerste periode thuis niet elke voeding voedingsbereid is. Er kan dan ook een hele voeding per sonde worden gegeven terwijl uw kind nog slaapt. Op die manier spaart hij/zij energie voor de volgende voeding.
Hierdoor is uw kind beter uitgerust en meldt hij/zij zich misschien wel voor de volgende voeding. Voordat uw kind met ontslag gaat wordt er een plan gemaakt met betrekking tot het afbouwen van de sondevoeding. Er wordt voor uw kind een individueel plan gemaakt met betrekking tot hoe vaak u terug komt op de afdeling, wanneer u terug komt op de afdeling wordt er aandacht geschonken aan het afbouwen van de sondevoeding. Eventueel wordt deze afspraak gecombineerd met de lactatiekundige. Mocht u thuis vragen hebben kunt u altijd contact opnemen met de kinderafdeling.
Bij ontslag is de sonde ingebracht op _____ cm, gemarkeerd met een rode streep.
De sonde is ingebracht op _____ -_____ - ______ en moet verwisseld worden voor _____ - _____ - ______.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen, aarzel dan niet om deze te stellen. U kunt hiervoor contact opnemen met de afdeling, telefoon 0543 54 44 95.
Geheimhouding en recht op privacyAlle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft uw kind recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is verkrijgbaar op de afdeling en bij de patiënteninformatie in de centrale hal. Daarnaast is deze folder te vinden op:
www.skbwinterswijk.nl