In deze folder krijgt u informatie over het verwijderen van een tumor in de blaas. Onderzoek heeft aangetoond dat u een tumor in uw blaas heeft. Deze folder is bedoeld als aanvullende informatie op de informatie die u van de uroloog krijgt.
Wat is transurethrale resectie (TURT)Uw behandelend arts heeft met u besproken dat deze tumor verwijderd moet worden. De ingreep die hiervoor wordt verricht wordt TURT genoemd, oftewel transurethrale resectie van een tumor. Transurethraal betekent dat de operatie via de plasbuis (urethra) wordt uitgevoerd, dus via de natuurlijke weg. Resectie wil zeggen dat de tumor wordt weggesneden met behulp van een stalen lisje waardoor stroom wordt geleid. Het woord blaastumor wordt gebruikt voor alle 'ruimte-innemende processen' die uitgaan van de blaaswand. Om de juiste diagnose te stellen (en dus eventuele kwaadaardigheid van de tumor te bepalen) is het nodig het weggenomen weefsel microscopisch te onderzoeken. Blaastumoren worden onderverdeeld in:
- Oppervlakkig groeiende tumoren uitgaande van het blaasslijmvlies, die niet ingroeien in de spierwand.
- ‘Invasief’ groeiende tumoren die zich wel tot in de spierwand uitbreiden.
TURT is een geschikte behandeling voor beide soorten tumoren. In het eerste geval is TURT een afdoende behandeling, bij invasief groeiende tumoren is na de TURT nog verdere behandeling noodzakelijk (bijvoorbeeld een nieuwe operatie of een bestralingskuur). Een blaastumor moet altijd worden verwijderd omdat deze groter kan worden, bloedingen kan veroorzaken en invasief kan worden. Ondanks dat er uitwendig geen zichtbare wond is, wordt de ingreep als een echte operatie beschouwd.
Voorbereiding voor opname U ontvangt een uitnodiging voor het preoperatieve spreekuur (POS). Voor deze afspraak vult u een vragenlijst in. Daarin kunt u bijzonderheden over uw gezondheid en medicatie-gebruik aangeven. Dit kan via MijnSKB. Voor meer informatie over ‘het preoperatieve spreekuur’, ‘MijnSKB’ , ‘
Uw operatie en anesthesie’ en 'Opname en verblijf' kunt u de folders bekijken via folders.skbwinterswijk.nl.
Operatiedag Op de afgesproken dag en tijdstip meldt u zich op de met u afgesproken afdeling. Op de afdeling wordt u ontvangen door een verpleegkundige die u wegwijs maakt op de afdeling. De verpleegkundige begeleidt u zoveel mogelijk gedurende uw opnameperiode.
Voor de operatieVoor de operatie krijgt u een operatiejas aan. Sieraden (kettingen, horloge, ringen, etc.) moet u afdoen. Een bril en/of een gebitsprothese kunt u op- of inhouden in overleg met de verpleegkundige. U krijgt voor de operatie medicijnen tegen de pijn, zodat deze alvast kunnen inwerken. Daarnaast kan zo nodig een rustgevende medicatie worden gegeven waar u wat slaperig van wordt. De verpleegkundige brengt u naar de voorbereidingskamer.
De operatieU wordt onder algehele narcose of onder verdoving met behulp van een ruggenprik geopereerd. Na de anesthesie wordt de blaas geïnspecteerd. Hiervoor ligt u op de rug met uw benen opgetrokken. Er wordt een hol instrumentje in de plasbuis gebracht tot in de blaas. Het instrumentarium om te opereren wordt via dit holle buisje in de blaas gebracht.
De tumor wordt verwijderd met behulp van een stalen lisje waardoor een elektrische stroom loopt; de tumor wordt laag voor laag afgeschraapt tot in het gezonde weefsel. Er ontstaat dus een inwendige wond in de blaas. Kleine bloedinkjes die ontstaan, schroeit de uroloog meteen dicht met dit stalen lisje. De blaas wordt tijdens de operatie voortdurend tot ontplooiing gebracht door een spoelvloeistof in de blaas te brengen. Tussendoor wordt de blaas steeds geleegd waarbij de losgemaakte deeltjes van de tumor mee naar buiten komen. Na verwijdering van de tumor wordt de blaas nogmaals goed gespoeld. Er wordt een katheter (een dun slangetje) achtergelaten in de blaas omdat de urine na de operatie meestal bloederig is.
Na de operatie
UitslaapkamerNa de operatie gaat u eerst naar de uitslaapkamer (recovery). U wordt na de verpleegafdeling gebracht als u goed wakker bent, niet misselijk bent en niet te veel pijn heeft. Op de afdeling controleert de verpleegkundige regelmatig uw hartslag en uw bloeddruk.
InfuusU krijgt een infuus in uw arm waardoor u vocht en eventueel medicijnen toegediend krijgt. Na de operatie krijgt u eerst wat water te drinken. Daarna kunt u geleidelijk aan weer normaal eten.
Blaaskatheter Na de operatie krijgt u een blaaskatheter. De katheter blijft gewoonlijk nog een nacht in de blaas om te zorgen voor goede urine-afvoer. De urine kan in het begin nog wat rood van kleur zijn. De katheter kan de blaaswand irriteren en hierdoor kunt u klachten van aandrang tot plassen ondervinden. Of het kan pijn aan de top van de penis veroorzaken. Dit wordt blaaskramp genoemd. In overleg met de verpleegkundige kunt u hiervoor medicijnen krijgen.
Pijn of misselijkAls u na de operatie pijn heeft of misselijk bent, meldt u dit dan bij de verpleegkundige. Hij/zij kan u eventueel medicijnen geven
. De dag na de operatieDe uroloog komt bij u langs en beslist of het infuus en de blaaskatheter verwijderd kunnen worden. Dit wordt door de verpleegkundige gedaan. Om vorming van stolsels te voorkomen kunt u het beste regelmatig wat drinken. Als het plassen goed op gang is gekomen, controleert de verpleegkundige, een aantal keren met een scan-apparaat of u uw blaas goed leeg plast. Als het plassen goed gaat en de urine niet te bloederig is, kunt u in de loop van de middag weer naar huis.
Risico's en complicaties- Tijdens de operatie kan er een gaatje in de blaas ontstaan (perforatie). Dit hangt samen met de grootte en de plaats van de blaastumor. De spoelvloeistof die tijdens de operatie wordt gebruikt kan dan buiten de blaas komen, waarna de operatie wordt beëindigd om verdere lekkage te voorkomen. Een klein gaatje in de blaaswand sluit vanzelf, bij een grotere perforatie is soms een buikoperatie nodig om het weggelekte vocht te verwijderen en het gat te sluiten. Deze complicatie is zeldzaam.
- Na de operatie kan een blaasbloeding optreden met mogelijk bloedverlies en stolselvorming tot gevolg. Meestal stopt zo'n bloeding spontaan, dit wordt makkelijker gemaakt door de blaas via de katheter te spoelen met spoelvloeistof. Soms is het nodig de blaas opnieuw te inspecteren en de bloeding te stoppen op de operatiekamer.
- Een andere complicatie die na de operatie kan optreden is een urineweginfectie die gepaard gaat met koorts. Meestal kan deze goed worden behandeld met antibiotica. Nog weken na de operatie kan een ontsteking optreden. Normaal gesproken is zo'n ontsteking afdoende te behandelen met antibiotica.
- Bij mannen is het mogelijk dat er langere tijd na de operatie een vernauwing van de plasbuis ontstaat. Soms is hiervoor een nieuwe operatieve ingreep noodzakelijk.
- Na de operatie kunnen blaaskrampen optreden en kunt u een schrijnend gevoel hebben in de plasbuis. Meld dit aan de verpleegkundige, zodat hij/zij kan bekijken of u hiervoor medicijnen kunt krijgen.
Controle afspraakU krijgt een controle afspraak bij uw behandelend arts. De arts bespreek met u de uitslag van het microscopisch onderzoek van het verwijderde weefsel. Daarnaast wordt besproken of er bij u verder onderzoek en/of behandeling nodig is. Omdat blaastumoren de neiging hebben terug te keren, wordt er na enige maanden opnieuw in de blaas gekeken. Hierbij wordt de blaas geïnspecteerd op het ontstaan van nieuwe blaastumoren. Daarnaast wordt zo nodig de urine nagekeken tijdens de controle.
VragenBij vragen over uw behandeling kunt u zich contact opnemen met de polikliniek Urologie. Wij zijn van maandag tot en met vrijdag van 8.00 – 16.30 uur bereikbaar op telefoonnummer: 0543 54 46 30.
Geheimhouding en recht op privacyAlle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft u als patiënt recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is te vinden op: folders.skbwinterswijk.nl.
BijlageAdviezen voor thuisDe genezing van de inwendige wond duurt 10 tot 12 weken. In deze periode kunt u plasproblemen hebben. Het is mogelijk dat u nog vaak moet plassen, het plassen pijnlijk is en dat u de plas minder goed kunt ophouden. Deze problemen verdwijnen bijna altijd vanzelf als de wond genezen is. In deze periode na de operatie kan er nog bloed bij de plas zitten. Doet zich dat bij u voor, neem dan rust en drink veel (2-2,5 liter per dag) tot het bloed verdwenen is. Blijft de urine toch meerdere dagen achter elkaar bloederig of zitten er stolsels in de urine, neem dan contact op met de polikliniek Urologie.
Het is belangrijk dat u de volgende adviezen in acht neemt om de kans op complicaties te verminderen:
- U mag gedurende 6 weken niet fietsen en zwaar tillen.
- Voorkom obstipatie en pers niet bij de ontlasting. Gebruik vezelrijke voeding en drink 2 liter per dag. Eventueel kunnen medicijnen worden voorgeschreven.
- Het is belangrijk, dat u gedurende de eerste 2 weken veel drinkt; 2 liter per dag.
- Het gebruik van alcohol wordt afgeraden, vanwege zijn bloedverdunnende werking. Hierdoor bestaat er een verhoogde kans op een bloeding in de prostaat.
- Wacht met seksuele gemeenschap tot 6 weken na de operatie.
- Na een prostaatoperatie is het bijna altijd zo dat het sperma bij een zaadlozing niet meer naar buiten stroomt. U komt alleen ‘droog’ klaar, het sperma lost op in de urine en wordt ongemerkt uitgeplast. Het gevoel tijdens het klaarkomen verandert niet. Doordat de zaadlozing niet naar buiten stroomt kunt u waarschijnlijk geen kinderen meer verwekken via de natuurlijke manier. Heeft u een kinderwens? Bespreek dit van te voren met uw arts.
- Herstarten van eventuele bloedverdunners: In overleg met uw uroloog.
- Bij pijn mag u paracetamol innemen (of de door de uroloog voorgeschreven pijnstillers). Volgt u de gebruiksaanwijzing van de bijsluiter.
Neem contact op met de polikliniek Urologie als:
- de pijn toeneemt (ernstige brandende pijn bij het plassen);
- u niet meer kunt plassen;
- er pus of bloed(stolsels) uit de plasbuis komt;
- u meer dan 38,5 ºC koorts heeft;
- u vragen of andere problemen heeft.
Neem
binnen 24 uur na de ingreep contact op met:
- Tijdens kantooruren: de polikliniek Urologie via telefoonnummer 0543 - 54 46 30
- Buiten kantoortijden: met de Spoedeisende hulp via telefoonnummer 0543 - 54 45 55
Neem
na 24 uur na de ingreep contact op met:
- Tijdens kantoortijden: de polikliniek Urologie via telefoonnummer 0543 - 54 46 30
- Buiten kantoortijden: de huisartsenpost in uw regio