Logo Streekziekenhuis Koningin Beatrix.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Gynaecologie

Vaginale prolaps (verzakking)

Vaginale prolaps (verzakking)

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
Een vaginale prolaps (verzakking) is een aandoening waarbij de blaas, de baarmoeder of de darm in of tot buiten de vagina (schede) zakt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als de bekkenbodem niet goed genoeg meer werkt om de organen op hun plaats te houden. De spieren en bindweefsels van de bekkenbodem kunnen verzwakt of beschadigd zijn. In deze folder leest u meer over deze aandoening en de behandeling hiervan.

Klachten die u kunt ervaren
Oorzaak van een vaginale prolaps
Een vaginale prolaps wordt veroorzaakt door een verzwakking of beschadiging van de spieren, bindweefsel en/of zenuwen van de bekkenbodem.

Er zijn een aantal risicofactoren waardoor een verzakking kan ontstaan, bijvoorbeeld:
Van de vrouwen tussen de 50-79 jaar heeft 24-40 procent een vaginale prolaps. Hiervan heeft ongeveer een kwart symptomen waarvoor ze hulp zoeken. De kans om gedurende het leven geopereerd te worden aan een prolaps bedraagt 11-20 procent.

Verschillende soorten prolaps
Een prolaps kan uitgaan van:
Prolaps van het voorste compartiment
Dit is het meest voorkomende type vaginale prolaps. In 78 procent van de gevallen van vaginale prolaps is het voorste compartiment betrokken. Hierbij is de blaas verzakt in de vagina. In medische termen heet dit een cystocèle.

Prolaps van het middelste compartiment
Dit is het tweede meest voorkomende type vaginale prolaps. Hierbij is de baarmoeder verzakt in de vagina of is de vaginatop (na een eerdere baarmoederverwijdering) zelf verzakt in de vagina.

Prolaps van het achterste compartiment
Hierbij is het laatste deel van de darm (endeldarm of rectum) verzakt in de vagina (zie afb. 4). In medische taal wordt dit een rectocèle genoemd. Ook een deel van de dunne darm kan verzakken in het bovenste deel van de achterwand van de vagina. Dit wordt een enterocèle genoemd.

De behandeling
Er zijn twee manieren om een verzakking te behandelen: met of zonder operatie. Hieronder leest u meer over beide mogelijkheden.

Behandeling zonder operatie
Een afwachtend beleid
Een vaginale prolaps is niet levensbedreigend. Veel vrouwen kiezen er dan ook voor om af te wachten als ze weinig last hebben van de verzakking. Daarnaast is het mogelijk om verergering te voorkomen door bepaalde oorzaken van prolaps aan te pakken. Denk aan het behandelen van een longziekte of verstopping (obstipatie), stoppen met roken, afvallen en het voorkomen van te zwaar tillen.

Soms zal de gynaecoloog u afraden om af te wachten. Bijvoorbeeld als er sprake is van urineweginfecties die steeds terugkeren of als er sprake is van een nierbekkenverwijding doordat de blaas slecht leeg geplast wordt. Of als er bloedingen/wondjes ontstaan aan het slijmvlies van de vaginawand doordat de prolaps buiten de vagina komt en tegen het ondergoed aan schuurt.

Bekkenbodemfysiotherapie
Het oefenen van de bekkenbodemspieren kan de symptomen van vroege stadia van prolaps verminderen en verergering voorkomen. Deze oefeningen vragen veel van uw tijd, geduld en motivatie. Ze zijn bedoeld om de kracht en de coördinatie van de bekkenbodem te verbeteren. De aangewezen persoon om u hierbij zo goed mogelijk te begeleiden is de bekkenbodemfysiotherapeut. Dit is een fysiotherapeut die gespecialiseerd is in bekkenbodemproblemen en hiervoor een aanvullende opleiding heeft gevolgd. Uw gynaecoloog kan u verwijzen naar een erkend bekkenbodemfysiotherapeut.

Een pessarium (vaginale ring)
Pessaria zijn vaginaal in te brengen voorwerpen die kunnen wisselen in vorm en grootte. Ze ondersteunen de verzakte organen en kunnen zo de klachten verminderen. Ze zijn vooral effectief bij een prolaps van het voorste of middelste compartiment en minder effectief bij een prolaps van het achterste compartiment.

Behandeling met een operatie
Er zijn verschillende manieren om een prolaps te opereren. Afhankelijk van de ernst van de prolaps, het aangedane compartiment, uw leeftijd en uw gezondheidstoestand, adviseert uw gynaecoloog over wat de beste chirurgische behandelmethode voor u is. Er zijn twee soorten chirurgische behandelmethoden: reconstructie en obliteratie. Hierover leest u meer verderop in deze folder.

Voorbereiding voor opname en operatie
Na het gesprek met de gynaecoloog vult u een vragenlijst in. Op deze vragenlijst kunt u bijzonderheden over uw gezondheid en medicatie-gebruik aangeven. Hiermee gaat u naar de afdeling opname, waar u ingeschreven wordt voor de operatie. Hier krijgt u een afspraak mee voor het pre-operatieve spreekuur (POS).

Het pre-operatieve spreekuur (POS)
Het POS houdt in, dat u op één dag bij verschillende disciplines komt. U komt namelijk achtereenvolgens bij de apothekers-assistente, de anesthesioloog en de opnameverpleegkundige.

Apothekersassistente
Als u medicatie gebruikt, gaat u naar de apothekersassistente. Zij bekijkt samen met u de medicatie die u thuis gebruikt en zorgt ervoor dat deze in de computer wordt verwerkt. Zo weten zowel de specialisten als de verpleegkundigen wat u gebruikt aan medicatie. Juiste informatie is belangrijk, omdat bepaalde medicatie van invloed kan zijn op de medicatie die bijvoorbeeld voor de verdoving wordt gebruikt.

Anesthesie
U wordt tijdens dit gesprek geïnformeerd over de gang van zaken rondom de operatie en welke vorm van verdoving u krijgt. Bij operaties die via de vagina plaatsvinden heeft u twee mogelijkheden. U kunt ervoor kiezen om een ruggenprik te nemen. Vanaf de navel voelt u dan niets meer. Daarnaast kunt u kiezen voor een algehele narcose.

De anesthesioloog, Physician Assistant (PA) of anesthesie-medewerker bekijkt uw medische geschiedenis en brengt uw gezondheidssituatie in kaart. Uw gezondheidstoestand wordt gecontroleerd en eventueel wordt gericht medisch onderzoek verricht. Het kan zijn dat aanvullend onderzoek nodig is om een beter inzicht te krijgen. Aan de hand hiervan wordt met u besproken welke vorm van verdoving u wilt en mag hebben.

Als u bloedverdunners gebruikt,kunt u tijdens dit gesprek instructies over hoe u hiermee om moet gaan. Voor meer informatie kunt u de patiëntenfolder 'uw operatie en anesthesie' doorlezen.

Opnameverpleegkundige

U heeft afsluitend een opnamegesprek met de opnameverpleegkundige. Tijdens dit gesprek worden uw persoonlijke gegevens geïnventariseerd. De verpleegkundige probeert zo goed mogelijk uw voorgeschiedenis, thuissituatie, eventueel nazorgbehoeften en andere bijzonderheden in kaart te brengen. Deze informatie is ook voor de verpleegkundige op de afdeling zichtbaar op het moment dat u opgenomen wordt. Daarnaast geeft de verpleegkundige u, waar nodig, aanvullende informatie over de opname, operatie en nazorg.

Bevestiging opnamedatum
Een week voor opname wordt de datum van de operatie telefonisch bevestigd. Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt moet u hiermee, in overleg met de behandelend arts, tijdig voor de operatie stoppen.

Voor de opname neemt u mee:
Patiëntveiligheid
Ter verhoging van de patiëntveiligheid vragen onze medewerkers regelmatig naar uw naam en geboortedatum. Daarnaast wordt rondom de operatie meerdere malen een checklist afgewerkt, waarbij men nagaat of alle gegevens juist zijn en of alle handelingen zijn uitgevoerd. Ook bij de overdracht van de operatieafdeling naar de verpleegafdeling vindt deze controle plaats.

Operatiedag
Op de afgesproken dag en tijdstip meldt u zich op de verpleegafdeling. Hier zal de verpleegkundige een kort (aanvullend) opnamegesprek met u houden. Na dit gesprek wordt u voorbereid op de operatie. Uw bloeddruk en lichaamstemperatuur worden gemeten en uw hartslag geteld. Voor de operatie doet u een operatiejasje aan.

Heeft u nog sieraden bij u; deze moeten allemaal worden afgedaan. Een eventuele bril en/of een gebitsprothese kunt u op- of inhouden in overleg met de verpleegkundige. Lenzen moeten uit, dus wij adviseren u in dit geval een (reserve)bril mee te nemen.
U krijgt voor de operatie medicijnen tegen de pijn, zodat deze alvast kunnen inwerken. Daarnaast kan zo nodig een rustgevend tabletje worden gegeven waar u wat slaperig van wordt.

De verpleegkundige brengt u met bed naar de voorbereidingskamer (Holding). Hier wordt u dan verder geholpen. Voordat de operatie begint krijgt u de afgesproken verdoving. Via een infuus krijgt u vocht toegediend. Tijdens en na de operatie worden bloeddruk, pols en wond regelmatig gecontroleerd.

De operatie: reconstructie
De reconstructie heeft tot doel om de normale anatomie en positie van de organen in het kleine bekken zoveel mogelijk te herstellen. Daarbij blijft geslachtsgemeenschap mogelijk. De meeste van deze operaties vinden plaats via de vagina. Uw gynaecoloog neemt samen met u een beslissing.

In het SKB wordt bij de verzakkingsoperaties lichaamseigen materiaal gebruikt en géén ‘matjes’. Vaak worden meerdere methodes gecombineerd, bijvoorbeeld een vaginale baarmoederverwijdering gecombineerd met een verzakkingsoperatie.

Mogelijke reconstructieve operaties zijn:

Deze operaties worden hieronder uitgelegd.

Reconstructieve operaties
Voorste compartiment: voorwandplastiek
Tijdens deze operatie worden de uitgezakte vaginavoorwand en blaas, die u soms als een bol uit de schede ziet puilen, op hun plaats gebracht. Deze operatie wordt via de vagina uitgevoerd. De gynaecoloog begint met het losmaken van de vaginawand van de onderliggende, uitbollende blaas. Vervolgens neemt de gynaecoloog de verzakte blaas in met oplosbare hechtingen (dus geen bekkenbodemmatje) en zet het te ruime bindweefsel van de blaas in het midden weer aan elkaar vast. De blaas wordt nu door bindweefsel ondersteund. Daarna wordt de vaginawand, die ook te wijd geworden is, gedeeltelijk weggenomen. De gynaecoloog hecht de vaginawand vervolgens over de blaas. Zo komt de vaginavoorwand weer op de plaats te zitten waar hij hoort en is de uitstulping verdwenen.

Middelste compartiment: Vaginale uterus extirpatie (verwijdering van de baarmoeder door de vagina)
Bij deze operatie wordt de hele baarmoeder (dus met de baarmoedermond) vaginaal verwijderd. Voor uitgebreide informatie over deze operatie kunt u de betreffende folder lezen: 'Baarmoederverwijdering bij goedaardige aandoeningen (Uterusextirpatie)'.

Sacrospinale fixatie van de baarmoeder of vaginatop (het ophangen van de baarmoeder of vaginatop aan een peesbandje achter in het bekken)
De achterwand van de vagina wordt ingesneden tot aan de baarmoedermond of vaginatop. De darm wordt losgemaakt van de vaginawand en het betreffende peesbandje achter in het bekken (het sacrospinale ligament) wordt opgezocht. Daar worden twee onoplosbare hechtingen door geplaatst. Die worden vervolgens ook door de baarmoedermond of de vaginatop geplaatst. Door deze twee hechtingen te knopen, wordt de vaginatop of de baarmoedermond (met baarmoeder) terug het lichaam ingetrokken. De verzakking wordt hierdoor opgeheven.
Tenslotte wordt de vagina achterwand weer gesloten met zelfoplossende hechtingen.

Achterste compartiment: achterwandplastiek
Tijdens de achterwandplastiek wordt de uitgezakte vagina achterwand, die u soms als een bol uit de schede ziet puilen, en de endeldarm op hun plaats teruggebracht. De gynaecoloog begint met de vagina-achterwand. Als eerst wordt de vagina achterwand in het midden losgemaakt van de in het midden liggende uitstulpende darm. Vervolgens wordt de darmwand ingenomen en het bindweefsel van de darm in het midden aan elkaar gezet met behulp van oplosbare hechtingen (er wordt geen bekkenbodemmatje gebruikt). De darm wordt nu door bindweefsel ondersteund.

In het tweede gedeelte van de operatie neemt de gynaecoloog de vaginawand die ook te wijd is geworden, gedeeltelijk weg. De vaginawand wordt daarna over de darm gehecht. Zo komt de vagina-achterwand weer op de plaats waar hij hoort te zitten en is de uitstulping verdwenen. Soms plaatst de gynaecoloog nog extra hechtingen ter plaatse van de schede ingang, om het gebied tussen de schede ingang en de anus te verstevigen.

Obliteratie
De obliteratie heeft tot doel om de vagina af te sluiten en zo de klachten van prolaps te verminderen. Dit is technisch alleen mogelijk wanneer er sprake is van een totaalprolaps. Geslachtsgemeenschap is dan niet meer mogelijk. Voordelen zijn de korte operatietijd en het relatief snelle herstel. Voor deze behandelmethode wordt vooral gekozen bij patiënten op zeer hoge leeftijd. Een andere reden om voor obliteratie te kiezen is als er medische bezwaren zijn om een reconstructieve operatie uit te voeren. Bijvoorbeeld omdat deze te belastend is.

Duur van de operatie
De duur van de operatie is afhankelijk van welke van welke ingreep of combinatie van ingrepen bij u wordt uitgevoerd. Gemiddeld duurt de operatie tussen de 30 en 90 minuten.

Na de operatie
Katheter
A
an het einde van de operatie wordt er een katheter (een dunne buigzame slang) in de blaas geplaatst. De urine in uw blaas kan dan door de slang aflopen. De katheter wordt de dag na de operatie verwijderd. Daarna wordt gecontroleerd of er na het plassen niet te veel urine in de blaas achterblijft (retentie). Mocht bij ontslag blijken dat er na het plassen nog te veel urine in de blaas achterblijft, dan krijgt u wederom een verblijfs-katheter, waarmee u naar huis kunt. Na ongeveer een week komt u terug op de polikliniek of afdeling.

Tampon
A
an het einde van de operatie wordt er vaak een tampon in de vagina geplaatst. Deze oefent druk uit op het operatiegebied. Hierdoor neemt de kans op een bloeding af. De tampon wordt de dag na de operatie verwijderd. Als een obliteratie heeft plaatsgevonden kan geen tampon worden geplaatst.

Pijnstilling
O
mdat elke operatie pijn kan veroorzaken, krijgt u na de operatie pijnstilling volgens een vast schema. Het is verstandig om dit schema na ontslag nog een paar dagen aan te houden. Na een sacrospinale fixatie kunt u nog een aantal weken last hebben van pijn rondom de anus of in de rechter bil. Dit is normaal en ook hiervoor mag u pijnstilling nemen.

Opnameduur
G
emiddeld duurt de opname in het ziekenhuis twee dagen.

Mogelijke complicaties
Bij een verzakkingsoperatie komen zelden ernstige complicaties voor. Desondanks kunnen er problemen optreden.

Beschadiging van de blaas, urineleider of endeldarm
Een enkele keer kan de blaas, urineleider of endeldarm bij het losmaken van de omliggende weefsels beschadigd raken. Dit komt zelden voor. Er ontstaat dan een gaatje in de blaas of endeldarm. Dit wordt tijdens de operatie weer hersteld. De opnameduur kan langer worden door de beschadiging.

Nabloeding
Een nabloeding is een zeldzame complicatie bij een verzakkingsoperatie. Vaak voldoet het om (opnieuw) een tampon in de vagina te brengen. Zelden is een tweede operatie noodzakelijk.

Blaasontsteking
Een blaasontsteking is een veel voorkomend probleem na een verzakkingsoperatie. Als het nodig is schrijft de gynaecoloog een antibioticum voor. Belangrijk is, dat u voldoende drinkt (ongeveer 1,5 tot 2 liter per dag).

Problemen met het opgang komen van het plassen
Door de veranderde positie van de blaas en plasbuis kunt u problemen ervaren met het plassen. Soms moeten patiënten wennen aan de nieuwe manier van plassen. Denk aan een veranderd gevoel van aandrang, verandering van de kracht van de urinestraal en de houding op de wc. Als u moeilijkheden heeft met plassen, leert u om zelf met een slangetje de blaas leeg te maken. Als dit niet lukt krijgt u opnieuw, meestal voor een paar dagen, een katheter. Deze problemen zijn vrijwel altijd van tijdelijke aard.

Urine-incontinentie
Urineverlies is een andere mogelijke complicatie van een verzakkingsoperatie. Hier is niet altijd duidelijk waardoor deze complicatie ontstaat. Na een voorwandplastiek of sacrospinale fixatie kan er sprake van gemaskeerde stressincontinentie. Dit wil zeggen dat u eigenlijk incontinent bent bij drukverhogende momenten zoals lachen, hoesten, niezen, etc., omdat uw plasbuis niet goed werkt. Dit wordt echter gemaskeerd door de prolaps. De prolaps zorgt er namelijk voor dat er een knik in de plasbuis komt. Elke keer als u bijvoorbeeld lacht of niest, wordt deze knik versterkt, zodat er geen ongewild urineverlies optreedt. Na de voorwandplastiek komt de blaas weer op zijn normale positie. De knik in de plasbuis verdwijnt. Het gevolg is dat uw stress-incontinentie aan het licht komt. Afhankelijk van de ernst van de klachten zal de behandeling bestaan uit bekkenbodem-fysiotherapie en/of een operatie waarbij een TVT-O bandje (kunststof bandje) wordt geplaatst. Dit laatste is bij circa 1 op de 8 patiënten met gemaskeerde stress-incontinentie nodig.

Obstipatie (verstopping)
Het is belangrijk om de ontlasting soepel te houden zodat u niet hoeft te persen tijdens de ontlasting. Het is belangrijk obstipatie zo goed mogelijk te behandelen door een gevarieerd dieet, door voldoende groente, fruit en vezels te eten en vooral ook door genoeg te drinken (circa twee liter per dag). Daarnaast moet u voldoende bewegen, omdat lichaamsbeweging de darm stimuleert. Hierdoor verminderen de obstipatieklachten. Soms is het noodzakelijk om de obstipatie te behandelen met laxeermiddelen zoals Movicolon®. Na een achterwandplastiek kan het zijn dat het krijgen van ontlasting iets anders verloopt dan u gewend bent. Over het algemeen gaat het makkelijker.

Seksuele problemen
Door een verzakkingsoperatie kan de vagina wat nauwer worden, dit geldt met name voor een voorwandplastiek en sacrospinale fixatie. De gynaecoloog houdt de ingang van de schede ruim genoeg voor het hebben van gemeenschap. Door de operatie kan littekenweefsel optreden dat vooral in de eerste periode van de operatie gevoelig kan zijn. Bij een voorwandplastiek is er vaak geen sprake van seksuele problemen. Over het algemeen kan gemeenschap juist vaak weer prettiger verlopen na een voor- of achterwand plastiek. Mocht u toch seksuele problemen ervaren, aarzel dan niet om een afspraak met uw gynaecoloog te maken en hierover te praten. Deze problemen kunnen vaak worden verholpen.

Terugkerende verzakkingsklachten
Tot 30 procent van de vrouwen die aan een verzakking zijn geopereerd krijgen in de toekomst opnieuw verzakkingsklachten. De kans op terugkeer van de klachten is groter naarmate er meer ongunstige factoren zijn, zoals; overgewicht, roken, obstipatie, chronische longziekten, etc.

Extra informatie
Extra informatie kunt u vinden op de website van de NVOG (Nederlandse vereniging van Obstetrie en Gynaecologie): www.degynaecoloog.nl/onderwerpen/bekkenbodemproblemen of via de patiëntenorganisatie Bekkenbodem4all: www.bekkenbodem4all.nl.

Vragen
Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de polikliniek Vrouw/kind. Telefoonnummer (0543) 54 46 50. Wij zijn bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 16.30 uur.

Geheimhouding en recht op privacy
Alle medewerkers van ons ziekenhuis hebben een geheimhoudingsplicht. Verder heeft u als patiënt recht op privacy. Uitgebreide informatie hierover kunt u vinden in de folder ‘De rechten en plichten van de patiënt’. Deze is verkrijgbaar op de afdeling en bij de patiënteninformatie in de centrale hal. Daarnaast is deze folder te vinden op: www.skbwinterswijk.nl

Bijlage
Adviezen voor thuis
U hebt een ingrijpende operatie ondergaan. Het is belangrijk dat u de volgende adviezen opvolgt om de kans op complicaties te verminderen.
Neem contact op met de polikliniek Vrouw/kind bij de volgende problemen:
De polikliniek is van maandag tot en met vrijdag van 08.30 - 16.30 uur bereikbaar op telefoonnummer 0543 54 46 50. Wanneer zich buiten kantooruren problemen voordoen, neem dan contact op met de afdeling Vrouw/kind, telefoonnummer 0543 54 44 86.

Tot slot:


Foldernummer: gyn098 versie dec 20


PIMS™ folderportaal door 4CLOUD®
  |